Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen k.o.-l.o.

Abbreviated LabelWBH
Subject MatterOnderwijsrecht
CourtOnderwijs, Cultuur en Wetenschap

[Regeling vervallen per 01-04-2020.]
Geldend van 08-03-2006 t/m 31-03-2020

Wet van 4 juni 1981, houdende beheersing huisvestingsvoorzieningen k.o.-l.o.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de toenemende leegstand van gebouwen en lokalen bij het kleuter- en lager onderwijs maatregelen met betrekking tot de bouw, uitbreiding, verbouwing en het gebruik van gebouwen en lokalen, alsmede de daarmede samenhangende vergoedingen noodzakelijk maakt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Voorzieningen betreffende de huisvesting van scholen voor k.o. en l.o.

[Vervallen per 01-04-2020]

Artikel 1

[Vervallen per 01-04-2020]

In de hierna volgende artikelen wordt verstaan onder:

"Onze minister": Onze minister van onderwijs en wetenschappen;

"inspecteur": inspecteur van het kleuteronderwijs en van het lager onderwijs of inspecteur van het buitengewoon lager onderwijs, belast met het toezicht op de school;

"school": school voor kleuteronderwijs, gewoon lager onderwijs, of buitengewoon lager onderwijs;

"verbouwing": indien het betreft een gebouw van een school voor kleuteronderwijs of voor gewoon lager onderwijs:

verbouwing, als gevolg waarvan burgemeester en wethouders op grond van artikel 42 van de Kleuteronderwijswet of de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 128bis, tweede lid, en artikel 128quinquies van de Lager-onderwijswet 1920, bepaling van een ander jaar van stichting zullen verzoeken, zulks met dien verstande dat bij een verbouwing van een bijzondere school de gemeente bij toezending aan het schoolbestuur van het raadsbesluit als bedoeld in artikel 75, eerste lid, van de Lager-onderwijswet 1920 of in artikel 53, eerste lid, van de Kleuteronderwijswet gehouden is mede te delen of al dan niet ter zake een ander jaar van stichting zal worden verzocht;

indien het betreft een gebouw van een school voor buitengewoon onderwijs:

verbouwing, waaronder begrepen verandering van inrichting, waarvan de geschatte kosten, al dan niet tezamen met een of meer andere verbouwingen in hetzelfde kalenderjaar een nader door Onze minister te bepalen bedrag te boven gaan;

"vergoeding": vergoeding als bedoeld in de artikelen 42 en 43 van de Kleuteronderwijswet of artikel 128bis van de Lager-onderwijswet 1920.

Artikel 2

[Vervallen per 01-04-2020]

  • 1 Voor de bouw van een nieuw schoolgebouw of gymnastieklokaal dan wel uitbreiding of verbouwing van een bestaand gebouw of gymnastieklokaal voor een openbare school is een besluit van de gemeenteraad vereist, waarin de aard en omvang van de bouwkundige voorzieningen zijn aangegeven.

  • 2 Aan het besluit van de gemeenteraad, bedoeld in het eerste lid, wordt geen uitvoering gegeven dan nadat en voor zover Onze minister daartoe op verzoek van burgemeester en wethouders toestemming heeft gegeven. Het verzoek wordt gedaan nadat de ingevolge artikel 12 van de Kleuteronderwijswet of artikel 23, eerste lid onder a, b en c, van de Lager-onderwijswet 1920 vereiste goedkeuring onherroepelijk is verleend.

  • 3 Indien het betreft een openbare school die is opgericht en wordt instandgehouden door twee of meer gemeenten, gelden de vorige leden voor elk van die gemeenten dan wel, indien de gemeenten ter instandhouding van de school een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen hebben gevormd, voor dat lichaam.

  • 4 Bij het verzoek, bedoeld in de vorige leden, worden de gegevens verstrekt en de bescheiden overgelegd, die Onze minister noodzakelijk acht voor zijn beslissing. Onze minister geeft nadere voorschriften omtrent de aard van die gegevens en de bij het verzoek over te leggen bescheiden.

Artikel 3

[Vervallen per 01-04-2020]

  • 1 Indien door de gemeenteraad of in beroep is besloten tot medewerking dan wel de gemeenteraad geacht wordt tot medewerking te hebben besloten aan de stichting van een nieuw schoolgebouw of gymnastieklokaal dan wel uitbreiding of verbouwing van een bestaand gebouw of gymnastieklokaal voor een bijzondere school, doet de gemeente terzake van de uit het besluit tot medewerking voortvloeiende bouwkundige voorzieningen geen uitgaven dan nadat en voor zover Onze minister daartoe toestemming heeft gegeven.

  • 2 Het verzoek om de toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan door het schoolbestuur. Onze minister beslist, burgemeester en wethouders gehoord.

  • 3 Op het verzoek, bedoeld in het vorige lid, is artikel 2, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

[Vervallen per 01-04-2020]

  • 1 Aan een besluit van de gemeenteraad tot het treffen van voorzieningen in de behoefte aan huisvesting van een school of in de behoefte aan een lokaal voor het onderwijs in lichamelijke oefening, anders dan door bouwkundige voorzieningen als bedoeld in de vorige artikelen, wordt geen uitvoering gegeven dan nadat en voor zover Onze minister daartoe toestemming heeft gegeven. De toestemming is niet vereist indien aan scholen voor kleuteronderwijs en gewoon lager onderwijs gebouwen of lokalen in gebruik worden gegeven die op 1 januari 1979 reeds bij dat onderwijs in gebruik waren, of die na die datum krachtens deze wet met toestemming van Onze minister zijn gesticht dan wel in gebruik gegeven. Artikel 2 of artikel 3 is van overeenkomstige toepassing op de eerste volzin.

  • 2 De toestemming van Onze minister is eveneens vereist voor de ingebruikneming of uitbreiding van het gebruik van een gymnastieklokaal als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 128bis en artikel 128quinquies van de Lager-onderwijswet 1920.

Artikel 5

[Vervallen per 01-04-2020]

  • 1 Indien en voor zover de toestemming van Onze minister betrekking heeft op een tijdelijke voorziening in de huisvesting van een school door middel van verplaatsbare lokalen, draagt de gemeente zorg voor de bouw of de aankoop danwel huur van die lokalen en dient de eigendom daarvan bij de gemeente te berusten, of treedt de gemeente op als huurder.

  • 2 Een lokaal als bedoeld in het vorige lid, wordt door de gemeente aan het bestuur van een bijzondere school ten behoeve van die school in gebruik gegeven op een in overeenstemming met dat bestuur te bepalen plaats en ten minste voor zolang zulks voor het onderwijs aan de school noodzakelijk is. Indien over de te bepalen plaats geen overeenstemming wordt bereikt, roept het college van burgemeester en wethouders of het schoolbestuur de beslissing in van Onze minister. Deze beslist binnen twee maanden, de inspecteur gehoord.

  • 3 Tegen een besluit van de gemeenteraad tot beëindiging van het gebruik van een lokaal als bedoeld in dit artikel, kan het schoolbestuur binnen dertig dagen nadat het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT