Wet huurbescherming weeskinderen

Wet van 15 december 2023 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Woningwet in verband met het bieden van huurbescherming aan weeskinderen (Wet huurbescherming weeskinderen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Woningwet te wijzigen om betere huurbescherming te bieden aan weeskinderen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 274 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het laatste onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: i. indien de huurder die op grond van artikel 54d van de Woningwet als oudste bewoner de huur heeft voortgezet de leeftijd van achtentwintig jaren heeft bereikt of, indien deze overleden is, zou hebben bereikt, en tevens blijkt dat de huurder en eventuele medehuurders als bedoeld in het achtste lid van dat artikel andere passende woonruimte kan of kunnen verkrijgen.

ARTIKEL II

Na artikel 54b van de Woningwet worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 54

c.

  1. Indien na overlijden van de huurder van de woning van een toegelaten instelling geen persoon de huur krachtens artikel 268 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voortzet, informeert de toegelaten instelling de andere bewoner die zijn hoofdverblijf heeft bij de overleden huurder op het moment van diens overlijden, ten minste over zijn contractuele rechten en plichten. 2. De toegelaten instelling zendt de informatie, bedoeld in het eerste lid, bij aangetekende brief en niet eerder dan twee weken maar uiterlijk binnen een maand nadat het overlijden van de huurder ter kennis is gekomen van de toegelaten instelling.

Artikel 54

d.

  1. Indien er geen personen zijn die de huur krachtens artikel 268, eerste of tweede lid, voortzetten, zet bij overlijden van de huurder van de woning van een toegelaten instelling, onverminderd artikel 234 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in afwijking van artikel 268, zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de bewoner, bedoeld in het tweede lid...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT