Wet op de bedrijfsorganisatie

Abbreviated LabelBO
Subject MatterBWBR0002058
CourtEconomische Zaken

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Wet van 27 januari 1950, tot toepassing ten aanzien van het bedrijfsleven van de artikelen 80 en 152 tot en met 154 van de Grondwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ten aanzien van het bedrijfsleven toepassing te geven aan de artikelen 80 en 152 tot en met 154 van de Grondwet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Eerste hoofdstuk. Van de Sociaal-Economische Raad
Titel I. Van de zetel en de taak
Artikel 1
  • 1 Er is een Sociaal-Economische Raad, hierna genoemd Raad.

  • 2 De Raad heeft zijn zetel te 's-Gravenhage.

  • 3 De Raad is rechtspersoon.

Artikel 2

De Raad heeft, onverminderd de hem bij de vijfde titel van dit hoofdstuk opgedragen adviserende functie, tot taak een het algemeen belang dienende werkzaamheid van het bedrijfsleven te bevorderen, alsmede het belang van het bedrijfsleven en de daartoe behorende personen te behartigen.

Titel II. Van de samenstelling en inrichting
§ 1. Algemene bepaling
Artikel 3

De Raad heeft een voorzitter, een dagelijks bestuur, een algemeen secretaris en, bij toepassing van artikel 19, een of meer commissies uit zijn midden.

§ 2. Van de Raad
Artikel 4
  • 1 De Raad bestaat uit ten minste dertig en ten hoogste vijf en veertig leden.

  • 2 Van de leden worden ten minste twee derden benoemd door de door Ons aan te wijzen organisaties van ondernemers en van werknemers en de overige door Ons. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar Ons oordeel algemeen erkende centrale en andere representatieve organisaties van ondernemers en naar Ons oordeel algemeen erkende centrale organisaties van werknemers.

  • 3 Voor elk lid kan tevens een plaatsvervanger worden benoemd.

  • 4 Door organisaties van werknemers worden evenveel leden benoemd als door organisaties van ondernemers.

  • 5 Door Ons wordt bepaald:

    • a. het aantal leden van de Raad;

    • b. het aantal leden, dat elke door Ons aangewezen organisatie kan benoemen.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de benoeming van de leden en hun plaatsvervangers.

  • 7 De Raad wordt gehoord, alvorens Ons een voordracht tot aanwijzing van een organisatie, als bedoeld in het tweede lid, of tot een besluit, als bedoeld in het vijfde lid, wordt gedaan.

Artikel 5
  • 1 Lid of plaatsvervangend lid van de Raad kunnen alleen zijn zij die niet van de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen zijn ontzet, noch van de uitoefening van het kiesrecht bij zodanige verkiezingen zijn uitgesloten.

  • 2 Van het lidmaatschap zijn uitgesloten zij, die zijn ontzet van het recht ambten of bepaalde ambten te bekleden, dan wel bepaalde beroepen of functies uit te oefenen.

Artikel 6
  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Raad met andere werkzaamheden.

  • 2 Binnen twee maanden na afkondiging van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld bij het voorgaande lid, wordt aan de Staten-Generaal een voorstel gedaan om deze bij de wet te bekrachtigen. Indien het voorstel wordt teruggenomen of door een van de Kamers van de Staten-Generaal verworpen, wordt de algemene maatregel van bestuur terstond ingetrokken.

Artikel 7

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld ter verzekering van de naleving van het bepaalde in artikel 5 en de krachtens artikel 6 gestelde regelen.

Artikel 8
  • 1 De leden van de Raad en hun plaatsvervangers treden om de twee jaren tegelijk af en kunnen terstond opnieuw worden benoemd.

  • 2 De leden van de Raad en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag bekomen door een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van de Raad.

  • 3 Hij, die tot lid of plaatsvervangend lid is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip, waarop degeen, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.

Artikel 9

De leden van de Raad en hun plaatsvervangers kunnen een vergoeding genieten volgens regelen, door de Raad bij verordening te stellen.

Artikel 10

De leden van de Raad en hun plaatsvervangers zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen, welke zij in hun hoedanigheid vernemen, en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan de Raad of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd, of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen.

§ 3. Van de voorzitter
Artikel 11
  • 1 De voorzitter wordt door Ons uit de leden van de Raad benoemd en kan door Ons worden geschorst en ontslagen. De Raad wordt gehoord, alvorens Ons een voordracht tot benoeming of ontslag wordt gedaan.

  • 2 De voorzitter heeft twee plaatsvervangers, die door de Raad uit zijn midden worden benoemd en door deze kunnen worden geschorst en ontslagen.

  • 3 De benoeming van de plaatsvervangende voorzitters geschiedt in dier voege, dat uit elk van de groepen: leden, benoemd door organisaties van ondernemers, leden, benoemd door organisaties van werknemers, en overige leden, met uitzondering van de groep, waaruit de voorzitter is benoemd, een hunner wordt benoemd.

Artikel 12
  • 1 De benoeming van de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters geschiedt telkens voor ten hoogste twee jaren. Zij zijn terstond weder benoembaar.

  • 2 De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters kunnen te allen tijde als zodanig ontslag bekomen door een schriftelijke kennisgeving aan Ons, onderscheidenlijk aan de voorzitter.

Artikel 13

De artikelen 9 en 10 zijn ten aanzien van de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters van overeenkomstige toepassing.

§ 4. Van het dagelijks bestuur
Artikel 14
  • 1 Behoudens het bepaalde in het volgende lid benoemt de Raad uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur.

  • 2 De voorzitter van de Raad is lid en voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters zijn lid van het dagelijks bestuur.

  • 3 Het dagelijks bestuur wordt zodanig samengesteld, dat het een afspiegeling vormt van de samenstelling van de Raad.

Artikel 15

De artikelen 9 en 10 zijn ten aanzien van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing.

§ 5. Van het secretariaat
Artikel 16
  • 1 De Raad heeft een secretariaat, dat bestaat uit een algemeen secretaris, een of meer secretarissen en ander personeel.

  • 2 De algemeen secretaris en de secretarissen worden in dienst genomen en kunnen worden ontslagen door de Raad.

  • 3 Het personeel is in dienst op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel 17
  • 1 De algemeen secretaris en de secretarissen kunnen noch zelf een onderneming drijven, noch in dienst zijn van een natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft, noch enige andere functie ten behoeve van zulk een natuurlijke of rechtspersoon vervullen, tenzij naar het oordeel van de Raad daardoor een goede vervulling van hun functie niet wordt belemmerd. Onder onderneming wordt mede verstaan een bedrijf, waarmede niet wordt beoogd het maken van winst.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gesteld omtrent de onverenigbaarheid van een functie bij het secretariaat met andere werkzaamheden.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld ter verzekering van de naleving van het bepaalde in het eerste lid en de krachtens het tweede lid gestelde regelen.

Artikel 18

Artikel 10 is ten aanzien van het personeel van het secretariaat van overeenkomstige toepassing.

§ 6. Van de commissies uit het midden van de Raad
Artikel 19
  • 1 De Raad is bevoegd voor bepaalde onderwerpen commissies uit zijn midden in te stellen.

  • 2 De artikelen 9 en 10 zijn ten aanzien van deze commissies van overeenkomstige toepassing.

Titel III. Van de werkwijze
Artikel 20

De Raad vergadert niet, indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen. Nadat tweemaal tot een vergadering is opgeroepen, zonder dat meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen, wordt de daarna uitgeschreven vergadering gehouden, ongeacht het aantal opgekomen leden.

Artikel 21

De leden van de Raad zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergaderingen hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT