Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Abbreviated LabelWIBB
Subject MatterBelastingrecht | Invorderingsrecht
CourtFinanciën

Geldend van 01-01-2018 t/m 30-06-2020

Wet van 24 april 1986, op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verplichtingen ten behoeve van de belastingheffing beter af te stemmen op verplichtingen van internationaal en interregionaal recht op het gebied van het verlenen van bijstand door Nederland aan andere staten bij de heffing van belastingen teneinde te bevorderen dat belastingschulden op het juiste bedrag kunnen worden vastgesteld en dat het ontgaan en ontwijken van belastingen wordt bestreden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen
Artikel 1
  • 1 De bepalingen van deze wet strekken tot uitvoering van richtlijnen van de Raad van de Europese Unie en andere regelingen van internationaal en interregionaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen, alsmede renten daarover en bestuursrechtelijke sancties en boeten die daarmee verband houden.

  • 2 Onder de in het eerste lid bedoelde belastingen valt elke vorm van belastingen die door of namens een staat of de territoriale of bestuurlijke onderdelen van een staat, met inbegrip van de lokale overheden, worden geheven.

  • 3 Deze wet is niet van toepassing bij het verlenen van wederzijdse bijstand op het gebied van:

    • a. de omzetbelasting in het kader van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2010, L 268);

    • b. de accijnzen in het kader van Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004 (PbEU 2012, L 121).

    Bij toepassing van die verordeningen zijn de artikelen 8, derde lid, en 11 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2
  • 1 Deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

    • a. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk;

    • b. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

    • c. lidstaat: lidstaat van de Europese Unie;

    • d. staat: een lidstaat, een Mogendheid of een bestuurlijke eenheid waarmee in de relatie met Nederland een wederkerige regeling bestaat die voorziet in wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen, alsmede Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

    • e. [Red: vervallen;]

    • f. bevoegde autoriteit: de door een staat tot het uitwisselen van inlichtingen aangewezen persoon of instantie;

    • g. [Red: vervallen;]

    • h. Richtlijn 2011/16/EU: Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PbEU 2011, L 64);

    • i. centraal verbindingsbureau: een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen bureau dat is belast met de primaire zorg voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking;

    • j. administratief onderzoek: alle door de staten bij het vervullen van hun taken verrichte controles, onderzoeken en acties ter waarborging van de juiste toepassing van de belastingwetgeving;

    • k. uitwisseling van inlichtingen op verzoek: de uitwisseling van inlichtingen in antwoord op een verzoek van de verzoekende staat aan de aangezochte staat met betrekking tot een specifiek geval;

    • l. automatische uitwisseling: de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere staat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen;

    • m. spontane uitwisseling: het niet-systematisch, te eniger tijd en ongevraagd verstrekken van inlichtingen aan een andere staat;

    • n. persoon:

      • 1°. een natuurlijk persoon;

      • 2°. een rechtspersoon;

      • 3°. indien de geldende wetgeving in een staat in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de status van rechtspersoon bezit, of

      • 4°. een andere juridische constructie, ongeacht de aard of vorm ervan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa, met inbegrip van de daardoor gegenereerde inkomsten, bezit of beheert die aan een onder deze wet vallende belasting zijn onderworpen;

    • o. langs elektronische weg: door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking – met inbegrip van digitale compressie – en gegevensopslag, met gebruikmaking van kabels, radio, optische technologie of elektromagnetische middelen;

    • p. CCN-netwerk: het op het gemeenschappelijk communicatienetwerk (common communication network – CCN) gebaseerde gemeenschappelijk platform dat de Europese Unie heeft ontwikkeld voor het elektronische berichtenverkeer tussen autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen;

    • q. Richtlijn (EU) 2015/849: Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141).

  • 2 Wijzigingen van Richtlijn 2011/16/EU of Richtlijn (EU) 2015/849 gaan voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 2a
  • 1 Voor de toepassing van dit artikel, afdeling 4a en de daarop berustende bepalingen en artikel 10g wordt verstaan onder:

    • a. rapporterende financiële instelling: een Nederlandse financiële instelling, niet zijnde een niet-rapporterende financiële instelling;

    • b. Nederlandse financiële instelling:

      • 1°. een in Nederland gevestigde financiële instelling, met uitzondering van niet in Nederland gelegen filialen van die instelling;

      • 2°. een in Nederland gelegen filiaal van een niet in Nederland gevestigde financiële instelling;

    • c. financiële instelling: een financiële instelling als bedoeld in bijlage I, sectie VIII, onderdeel A, onder 3 tot en met 8, van Richtlijn 2011/16/EU;

    • d. niet-rapporterende financiële instelling: een niet-rapporterende financiële instelling als bedoeld in bijlage I, sectie VIII, onderdeel B, onder 1, onderdelen a, b, d en e, en onder 2 tot en met 9, van Richtlijn 2011/16/EU, alsmede een door Onze Minister, met inachtneming van bijlage I, sectie VIII, onderdeel B, onder 1, onderdeel c, van Richtlijn 2011/16/EU als zodanig aangewezen financiële instelling die is opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 8, lid 7 bis, van Richtlijn 2011/16/EU;

    • e. financiële instelling in een deelnemend rechtsgebied:

      • 1°. een in een deelnemend rechtsgebied gevestigde financiële instelling, met uitzondering van niet in dat rechtsgebied gelegen filialen van die instelling;

      • 2°. een in een deelnemend rechtsgebied gelegen filiaal van een niet in dat rechtsgebied gevestigde financiële instelling;

    • f. deelnemend rechtsgebied:

      • 1°. een andere lidstaat;

      • 2°. een rechtsgebied waarmee het land Nederland een overeenkomst heeft op grond waarvan dat rechtsgebied informatie als bedoeld in de artikelen 10b en 10c zal verstrekken en dat voorkomt op een door Nederland gepubliceerde en aan de Europese Commissie toegezonden lijst;

      • 3°. een ander rechtsgebied waarmee de Europese Unie een overeenkomst heeft op grond waarvan dat rechtsgebied informatie als bedoeld in de artikelen 10b en 10c zal verstrekken en dat voorkomt op een door de Europese Commissie gepubliceerde lijst;

    • g. financiële rekening: een financiële rekening als bedoeld in bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 1 tot en met 8, van Richtlijn 2011/16/EU, niet zijnde een uitgezonderde rekening;

    • h. uitgezonderde rekening: een uitgezonderde rekening als bedoeld in bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 17, onderdelen a tot en met f, van Richtlijn 2011/16/EU, alsmede een door Onze Minister, met inachtneming van bijlage I, sectie VIII, onderdeel C, onder 17, onderdeel g, van Richtlijn 2011/16/EU als zodanig aangewezen rekening die is opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 8, lid 7 bis, van Richtlijn 2011/16/EU;

    • i. depositoreken...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT