Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966

Abbreviated LabelMRB
Subject MatterBWBR0002534
CourtFinanciën

Geldend van 01-01-1995 t/m heden

Wet van 21 juli 1966, houdende vervanging van de Motorrijtuigenbelastingwet (Stb. 1926, 464) door een nieuwe wettelijke regeling

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wetgeving betreffende de motorrijtuigenbelasting aan te passen aan de Algemene wet inzake rijksbelastingen en voorts op enkele punten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Belastbaar feit
Artikel 1

Onder de naam "motorrijtuigenbelasting" wordt een belasting geheven ter zake van het gebruik van de weg:

  • a. met een motorrijtuig op twee wielen;

  • b. met een motorrijtuig dat op de voet van artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt aangemerkt als een personenauto;

  • c. met een ander motorrijtuig dan is bedoeld onder letter a of b, door daarmede op de weg te rijden.

Artikel 2
  • 1 Onder motorrijtuig wordt verstaan het rij- of voertuig dat is bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig.

  • 2 Met afwijking van het eerste lid wordt niet als motorrijtuig aangemerkt een bromfiets in de zin van de wegenverkeerswetgeving.

  • 3 Onder weg wordt verstaan elke voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten.

  • 4 Als weg wordt niet aangemerkt een weg of pad, niet in beheer bij een publiekrechtelijk lichaam.

Artikel 3
  • 1 De belasting wordt geheven voor elk motorrijtuig afzonderlijk.

  • 2 Onze Minister kan, onder door hem te stellen voorwaarden, met betrekking tot motorrijtuigen die deel uitmaken van een zelfde fabrieks- of handelsvoorraad of bij een zelfde bedrijf in herstelling zijn en waarmede uitsluitend in verband daarmede de weg wordt gebruikt, toestaan dat de belasting niet voor elk motorrijtuig afzonderlijk wordt geheven.

Artikel 4
  • 1 De belasting wordt geheven van de houder van het motorrijtuig.

  • 2 Met betrekking tot een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens, wordt, tenzij anders blijkt, als houder beschouwd degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken in dat register is ingeschreven.

Hoofdstuk II. Tarief en vrijstellingen
Artikel 5
  • 1 De belasting bedraagt over een tijdvak van twaalf maanden:

    a. voor een motorrijtuig op twee wielen, met een eigen gewicht van  
    niet meer dan 60 kilogram f 31
    meer dan 60 doch niet meer dan 120 kilogram f 62
    meer dan 120 doch niet meer dan 200 kilogram f 92
    meer dan 20 kilogram f 109;
    b. voor een motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, met een eigen gewicht van niet meer dan 200 kilogram f 93
    meer dan 200 doch niet meer dan 500 kilogram f 112
    600 kilogram f 137
    700 kilogram f 164
    800 kilogram f 222
    900 kilogram f 285
    1000 kilogram f 388
    meer dan 100 kilogram f 388
    benevens per 100 kilogram eigen gewicht boven 1000 kilogram f 103;
    c. voor een motorrijtuig op drie of meer wielen, ingericht voor personenvervoer en wel voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen f 26
    benevens per 100 kilogram eigen gewicht boven 1000 kilogram f 10;
    d. voor een ander motorrijtuig met een eigen gewicht van  
    1°. niet meer dan 120 kilogram . f 4
    meer dan 120 doch niet meer dan 200 kilogram f 14
    meer dan 200 doch niet meer dan 500 kilogram f 32
    meer dan 500 doch niet meer dan 1000 kilogram, per 100 kilogram eigen gewicht f 10
    verminderd met f 18;  
    2°. meer dan 1000 doch niet meer dan 2000 kilogram f 82
    benevens per 100 kilogram eigen gewicht boven 1000 kilogram f 10;
    3°. meer dan 2000 doch niet meer dan 3000 kilogram f 182
    benevens per 100 kilogram eigen gewicht boven 2000 kilogram f 10;
    4°. meer dan 3000 doch niet meer dan 4000 kilogram f 282
    benevens per 100 kilogram eigen gewicht boven 3000 kilogram f 10;
    5°. meer dan 4000 doch niet meer dan 5000 kilogram f 382
    benevens per 100 kilogram eigen gewicht boven 4000 kilogram f 10;
    6°. meer dan 5000 doch niet meer dan 6000 kilogram f 482
    benevens per 100 kilogram eigen gewicht boven 5000 kilogram f 10;
    7°. meer dan 6000 f 582
    benevens per 100 kilogram eigen gewicht boven 6000 kilogram f 10.
  • 2 De belasting voor een motorrijtuig op drie of meer wielen, dat verbonden is met één of meer dan één rij- of voertuig, niet zijnde een motorrijtuig of een kampeeraanhangwagen, wordt voor elk van die rij- of voertuigen vermeerderd met de som van f 18 en het bedrag dat voor elk van die rij- of voertuigen zou zijn verschuldigd, indien dit als een motorrijtuig op drie of meer wielen werd aangemerkt, met dien verstande dat in geval van toepassing van het eerste lid, letter d, ten aanzien van een rij- of voertuig met een eigen gewicht van niet meer dan 500 kilogram, de vermeerdering f 10 per 100 kilogram bedraagt.

  • 3 De belasting voor een motorrijtuig op drie of meer wielen dat is verbonden met een kampeeraanhangwagen wordt voor die kampeeraanhangwagen vermeerderd met f 47 per 100 kilogram eigen gewicht van de kampeeraanhangwagen.

  • 4 Onder eigen gewicht wordt verstaan het gewicht van het rij- of voertuig in bedrijfsvaardige staat, met inbegrip van de bedrijfsstoffen, reservedelen en gereedschappen, welke tot de normale uitrusting behoren. Indien een motorrijtuig als bedoeld in het eerste lid, letter b, of een motorrijtuig als bedoeld in het eerste lid, letter d, met een toegestane maximum massa van 3500 kilogram of minder, is voorzien van een installatie voor het verplaatsen of vastzetten van een rolstoel, wordt onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, op verzoek het gewicht van die installatie niet meegerekend bij het vaststellen van het eigen gewicht van het motorrijtuig.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid wordt, behoudens waar een gewichtsgrens van 60 of 120 kilogram is genoemd, het eigen gewicht van het motorrijtuig afgerond tot het naaste honderdtal kilogrammen, met dien verstande dat 50 kilogram naar beneden wordt afgerond.

  • 6 In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting nihil voor een motorrijtuig dat is ingericht en bestemd hoofdzakelijk te worden aangedreven door een elektromotor.

Artikel 6
  • 1 Voor een in artikel 5, eerste lid, letter b, bedoeld motorrijtuig dat wordt voortbewogen of is bestemd om te worden voortbewogen door:

    • a. een kracht welke wordt ontleend aan minerale oliën als zijn bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns (Stb. 1991, 561) wordt de op de voet van artikel 5, eerste lid, berekende belasting vermeerderd met f 350, alsmede met f 69 per 100 kilogram eigen gewicht boven 500 kilogram. De vermeerdering van belasting, bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt vermeerderd met f 39 per 100 kilogram eigen gewicht tot en met 1000 kilogram en met f 44 per 100 kilogram eigen gewicht boven 1000 kilogram.

    • b. een kracht welke niet uitsluitend wordt ontleend aan minerale oliën als zijn bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdelen a of b, van de Wet op de accijns, wordt op de voet van artikel 5, eerste lid, berekende belasting vermeerderd met f 538, alsmede met f 91 per 100 kilogram eigen gewicht boven 500 kilogram. De vermeerdering van belasting bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt vermeerderd met f 46 per 100 kilogram eigen gewicht tot en met 1000 kilogram en met f 52 per 100 kilogram eigen gewicht boven 1000 kilogram.

  • 2 Voor een in artikel 5, eerste lid, onder d, bedoeld motorrijtuig dat wordt voortbewogen of is bestemd om te worden voortbewogen door een kracht welke niet uitsluitend wordt ontleend aan minerale oliën als zijn bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdelen a of b, van de Wet op de accijns, wordt de op de voet van artikel 5, eerste lid, berekende belasting vermeerderd met f 155, alsmede met f 31 per 100 kilogram eigen gewicht boven 500 kilogram tot en met 1000 kilogram en met f 34 per 100 kilogram eigen gewicht boven 1000 kilogram. De vermeerdering van belasting bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt vermeerderd met f 31 per 100 kilogram eigen gewicht tot en met 1000 kilogram en met f 34 per 100 kilogram eigen gewicht boven 1000 kilogram.

  • 3 Onder de in het eerste en tweede lid bedoelde minerale oliën worden begrepen mengsels van de minerale oliën met hiertoe door Onze Minister, al dan niet voorwaardelijk, aangewezen stoffen.

Artikel 7
  • 1 Ingeval krachtens artikel 3, tweede lid, de belasting niet voor ieder motorrijtuig afzonderlijk wordt geheven...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT