Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterOndernemingspraktijk
CourtEconomische Zaken

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Wet van 4 april 1979, houdende uitvoering van de op 18 november 1974 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen ten einde te kunnen voldoen aan de verplichtingen, welke voor Nederland voortvloeien uit de op 18 november 1974 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47), en enige verdere voorzieningen te treffen met name inzake het verwerven van gegevens betreffende de oliemarkt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Begripsbepalingen
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Overeenkomst: de op 18 november 1974 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47);

aardolieprodukten: de produkten bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Overeenkomst;

invoeren: het brengen in het vrije verkeer;

uitvoeren: het brengen buiten het vrije verkeer;

Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat.

§ 2. Distributie
Artikel 2
  • 1 Ingeval overeenkomstig hoofdstuk IV van de Overeenkomst maatregelen in werking worden gesteld, kan door Ons met toepassing van het bepaalde in artikel 24, tweede, zesde en zevende lid, van de Distributiewet worden bepaald, dat de in het tweede lid van dat artikel bedoelde artikelen van die wet in werking treden ten aanzien van aardolieprodukten.

  • 3 Indien overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid de in artikel 24, tweede lid, van de Distributiewet bedoelde artikelen in werking zijn getreden, kunnen met gebruikmaking van de bij die wet verleende bevoegdheden de maatregelen ter beperking van de vraag naar aardolieprodukten, bedoeld in hoofdstuk IV van de Overeenkomst, worden genomen.

  • 4 Het in de voorgaande leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing ingeval een verplichting tot beperking van de vraag naar aardolieprodukten voor Nederland voortvloeit uit een besluit van een orgaan van de Europese Gemeenschappen of een besluit van een ingevolge de Overeenkomst ingesteld orgaan.

§ 3. Toebedeling van aardolieprodukten
Artikel 3
  • 1 Ingeval overeenkomstig hoofdstuk IV van de Overeenkomst hoofdstuk III van de Overeenkomst in werking is gesteld, kan Onze Minister met het oog op de nakoming van een op Nederland rustende verplichting tot toebedeling van aardolieprodukten als bedoeld in hoofdstuk III van de Overeenkomst, dan wel in het belang van een evenwichtige verdeling van aardolieprodukten over de in Nederland werkzame producenten van en handelaren in die produkten aan een zodanige producent of handelaar opdragen een door hem vastgestelde hoeveelheid aardolieprodukten van een door hem aangegeven soort aan een of meer anderen te leveren.

  • 2 Een opdracht als bedoeld in het eerste lid kan inhouden:

    • a. het land of de plaats waar de levering dient te geschieden;

    • b. de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, aan wie geleverd moet worden;

    • c. de verplichting om Onze Minister binnen een daarbij te stellen termijn mededeling te doen van de maatregelen die zijn genomen en zullen worden genomen ter voldoening aan de opdracht;

    • d. de termijn, waarbinnen de levering dient te geschieden;

    • e. bepalingen omtrent de leveringsvoorwaarden.

  • 3 Bij de vaststelling op grond van het tweede lid, onder e, van een prijs, waartegen geleverd moet worden is van toepassing hetgeen bij of ter uitvoering van de Overeenkomst is bepaald met betrekking tot de prijs voor toebedeelde aardolieprodukten.

  • 4 Degene, tot wie een opdracht als bedoeld in het eerste lid is gericht, wordt geacht daaraan te hebben voldaan, indien hij aantoont, dat hij de nodige aanbiedingen heeft gedaan en ook overigens al het redelijkerwijs mogelijke heeft verricht ten einde aan de opdracht te voldoen en dat het niet uitvoeren van de opdracht niet aan hem te wijten is.

Artikel 4

Onze Minister kan een opdracht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, al dan niet op verzoek van degene tot wie die opdracht is gericht, wijzigen of intrekken.

Artikel 5
  • 1 Indien in een opdracht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is aangewezen, aan wie geleverd moet worden, is de Staat mede aansprakelijk voor de nakoming van de financiële verplichtingen, die voor de aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon tegenover degene, tot wie de opdracht is gericht, voortvloeien uit de opgedragen levering.

  • 2 In de overige gevallen kan Onze Minister op met redenen omkleed verzoek van degene, tot wie een opdracht is gericht, verklaren, dat de Staat medeaansprakelijk is voor de nakoming van de financiële verplichtingen, die voor degene, aan wie de verzoeker zal leveren, tegenover deze voortvloeien uit de opgedragen levering, indien naar zijn oordeel onvoldoende zekerheid bestaat, dat deze verplichtingen zullen worden nagekomen.

Artikel 6
  • 1 Onze Minister kan in een geval als bedoeld in artikel 3, eerste lid, indien zulks naar zijn oordeel ter verwezenlijking van een van de in dat artikellid vermelde doeleinden is vereist, het eigendomsrecht op aardolieprodukten vorderen.

  • 2 De vordering geschiedt ten behoeve van de Staat, dan wel een andere rechtspersoon of een natuurlijke persoon.

  • 3 In vorderingsbeschikkingen kan aan daarbij aangewezen personen de verplichting worden opgelegd, om, voor zover hun...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT