Wet van 1 juni 2022, houdende tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten)

Wet van 1 juni 2022, houdende tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van de uitvoerbaarheid van de stemopneming en het toegankelijker maken van het stemmen wenselijk is tijdelijke regels vast te stellen voor experimenten met nieuwe stembiljetten ten behoeve van het gebruik in het stemlokaal; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepaling

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

§ 2. Het experiment

Artikel 2 Doel en deelname
  1. Onze Minister kan besluiten dat bij een verkiezing als bedoeld in de Kieswet of de Wet algemene regels herindeling een experiment plaatsvindt met als doel de invoering van een stembiljet met een handzaam formaat, ten behoeve van het gebruik in het stemlokaal, dat: a. eenvoudig te tellen is, ter bevordering van de uitvoerbaarheid en daarmee de kwaliteit van de stemopneming; en b. geschikt is voor het afbeelden van logo’s van politieke groeperingen, ter bevordering van de toegankelijkheid van het stemmen. 2. Onze Minister kan, behoudens in het geval, bedoeld in het derde lid, na instemming van de gemeenteraad, een gemeente aanwijzen waar wordt geëxperimenteerd. 3. Bij een verkiezing van de leden van de Eerste Kamer kan Onze Minister, na instemming van provinciale staten, een provincie aanwijzen waar wordt geëxperimenteerd.

Artikel 3 Afwijken van de Kieswet
  1. De experimenten vinden voor zover mogelijk plaats overeenkomstig hetgeen bij en krachtens de Kieswet is bepaald. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de experimenten. Deze regels kunnen op het naastlagere niveau afwijken van het bepaalde bij of krachtens de volgende onderdelen: a. de artikelen J 4, eerste en vijfde lid, J 6b, J 7, J 9, J 12, J 16, J 18, eerste lid, J 19 tot en met J 21, J 25 tot en met J 27, J 29, J 31, K 4, vierde lid, K 11, L 11, tweede lid, en L 17 van de Kieswet, met betrekking tot de inrichting van het stemlokaal, het verloop van gecombineerde stemmingen, het ter kennis brengen van de kandidatenlijsten, de werkwijze en samenstelling van het stembureau, de vormgeving van de (vervangende) stempas, de kiezerspas en het volmachtbewijs, de vormgeving en beschikbaarstelling van stembiljetten en de wijze waarop de stem wordt uitgebracht; b. de artikelen N 1 tot en met N 13, P 21, derde lid, en V 4, vierde en vijfde lid, van de Kieswet, met betrekking tot de taken en werkwijze van het stembureau tijdens de stemopneming en een nieuwe opneming van stembiljetten; c. de artikelen T 2 tot en met T 11 en Ya 30, derde lid, van de Kieswet, met betrekking tot de wijze waarop de stem wordt uitgebracht alsmede de taken en werkwijze van het stembureau tijdens de stemopneming bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal; d. de artikelen Y 2, Y 24 en Y 39 van de Kieswet, met betrekking tot de werkwijze tijdens de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement. 3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 4 Voorzieningen
  1. Onze Minister wijst de voorzieningen aan die bij een experiment worden gebruikt. 2. Een voorziening wordt slechts aangewezen indien: a. de inzet van de voorziening geen afbreuk doet aan het geheime karakter van de stemming; en b. de transparantie, controleerbaarheid en betrouwbaarheid van de verkiezing niet worden verminderd. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de voorzieningen.

§ 3. Registratie van logo’s ten behoeve van het experiment

Artikel 5 Registratie van logo’s voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer
  1. Iedere politieke groepering die een aanduiding heeft ingeschreven of inschrijft in het register, bedoeld in artikel G 1 van de Kieswet, dient bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, indien bij deze verkiezing sprake is van een experiment als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze wet, een schriftelijk verzoek in om het logo waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling. Indien een politieke groepering waarvan wel een aanduiding in het register staat ingeschreven op die dag geen logo heeft geregistreerd, wordt voor de toepassing van de registraties in het verkiezingsproces enkel gebruik gemaakt van de in het register opgenomen aanduiding van de politieke groepering. 2. Het centraal stembureau beschikt slechts afwijzend op het verzoek, indien: a. bij dat centraal stembureau de aanduiding van de politieke groepering niet is geregistreerd of, indien van toepassing, een reeds ingediend verzoek tot registratie van de aanduiding wordt afgewezen; b. het logo strijdig is met de openbare orde; c. het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerd logo van een andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is; d. het logo anderszins misleidend is voor de kiezers; e. het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt met dat van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden; f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak overeenstemmend logo, tenzij dat andere verzoek reeds op een van de onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen. 3. De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt. Van de beslissing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. 4. Een politieke groepering waarvan het logo is bijgeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van dit logo indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het tweede en derde lid, zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing. 5. Het centraal stembureau schrapt het logo van een politieke groepering wanneer het de aanduiding van die politieke groepering schrapt, dan wel op verzoek van die politieke groepering. 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop een logo wordt overgelegd. 7. Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat is genomen op grond van dit artikel. 8. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het Europees Parlement. Artikel Y 10 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Registratie van logo’s voor de verkiezing van de leden van provinciale staten
  1. Iedere politieke groepering die een aanduiding heeft ingeschreven of inschrijft in het register, bedoeld in artikel G 2 van de Kieswet, en waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, dient bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de provinciale staten, indien bij deze verkiezing sprake is van een experiment als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze wet, een schriftelijk verzoek in om het logo waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling. Indien een politieke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT