Wet van 29 september 2021 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314), alsmede in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PbEU 2019, L 314) (Implementatiewet richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen)

Wet van 29 september 2021 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314), alsmede in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PbEU 2019, L 314) (Implementatiewet richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314), alsmede in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PbEU 2019, L 314); Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt: AArtikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:1. De definities van «beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten» en «Nederlandse beleggingsonderneming» vervallen. 2. De definitie van «gemengde holding» komt te luiden: gemengde holding:

een moederonderneming die geen financiële holding, beleggingsholding, gemengde financiële holding, bank of beleggingsonderneming is en die ten minste één bank of één beleggingsonderneming als dochteronderneming heeft. 3. In de definitie van «Nederlandse EU-moederbank» vervalt «of beleggingsonderneming». 4. In de definitie van «Nederlandse financiële EU-moederholding» vervalt «of beleggingsonderneming». 5. In de definitie van «Nederlandse financiële moederholding» vervalt «of Nederlandse beleggingsonderneming». 6. In de definitie van «Nederlandse gemengde financiële EU-moederholding» vervalt «of beleggingsonderneming». 7. In de definitie van «Nederlandse gemengde financiële moederholding» vervalt «of Nederlandse beleggingsonderneming». 8. In de definitie van «Nederlandse moederbank» vervallen «beleggingsonderneming,» en «Nederlandse beleggingsonderneming,». 9. De definitie van «Nederlandse moederbeleggingsonderneming» komt te luiden: Nederlandse moederbeleggingsonderneming:

beleggingsonderneming met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend, die deel uitmaakt van een beleggingsondernemingsgroep en die een beleggingsonderneming of financiële instelling als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft daarin en die zelf geen dochteronderneming is van een andere beleggingsonderneming met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend of van een beleggingsholding of gemengde financiële holding met zetel in Nederland; 10. De definitie van «Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming» komt te luiden: Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming:

Nederlandse moederbeleggingsonderneming die zelf geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend uit hoofde van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 of van een beleggingsholding of gemengde financiële holding met zetel in een lidstaat. 11. In de definitie van «niet-Europese beleggingsonderneming» vervalt «waar naar het oordeel van de Nederlandsche Bank het prudentieel toezicht ten minste gelijkwaardig is aan het prudentieel toezicht op grond van de wet». 12. In de definitie van «richtlijn kapitaalvereisten» en «verordening kapitaalvereisten» vervalt «en beleggingsondernemingen». 13. In de opsomming worden in alfabetische volgorde zeven definities ingevoegd, luidende: beleggingsholding:

een beleggingsholding als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 23, van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen; beleggingsondernemingsgroep:

een groep van ondernemingen die bestaat uit een moederonderneming en haar dochterondernemingen, waarvan ten minste één onderneming een beleggingsonderneming betreft en die geen banken omvat; beleggingsonderneming in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen:

een beleggingsonderneming met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend, niet zijnde een beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten; beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten:

een beleggingsonderneming met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend en die op grond van artikel 1, tweede lid, onderdeel a of b, of vijfde lid, van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen de vereisten van de verordening kapitaalvereisten toepast, of ten aanzien waarvan de Nederlandsche Bank een besluit als bedoeld in artikel 3:4a, eerste lid, heeft genomen; Nederlandse EU-moederbeleggingsholding:

een beleggingsholding met zetel in Nederland die deel uitmaakt van een beleggingsondernemingsgroep en die zelf geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend uit hoofde van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 of beleggingsholding in een lidstaat; richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen:

richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314); verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen:

verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PbEU 2019, L 314);. BArtikel 1:19 wordt als volgt gewijzigd:1. In het tweede lid wordt na «3:57, eerste tot en met derde lid en vijfde tot en met zevende lid,» ingevoegd «3:63, met inachtneming van het bepaalde in artikel 43 van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen,». 2. Er wordt een artikellid toegevoegd, luidende: 3. Het ingevolge de artikelen 3:18aa, 3:111a.0 en 3:111aa.0 bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een beheerder van een beleggingsinstelling en ten aanzien van een beheerder van een icbe, indien en voor zover zij activiteiten verrichten of diensten verlenen als bedoeld in het tweede lid. CArtikel 1:19c wordt als volgt gewijzigd:1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. 2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. Een beleggingsdienst of beleggingsactiviteit wordt geacht niet uitsluitend op eigen initiatief van een cliënt met zetel in Nederland te zijn verleend aan, of verricht voor, die cliënt, indien de cliënt of potentiële cliënt is benaderd door de beleggingsonderneming, bedoeld in het eerste lid, aanhef, daaronder begrepen een entiteit die namens haar handelt of die nauwe banden met haar heeft of een persoon die namens die entiteit handelt. DNa artikel 1:48 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1

48a.

  1. Indien een bank een aanvraag als bedoeld in artikel 2:13a, eerste lid, onderdeel a, heeft ingediend bij de Nederlandsche Bank, verstrekt de Autoriteit Financiële Markten op verzoek van de Nederlandsche Bank en voor zover beschikbaar alle informatie die eerder door de bank aan de Autoriteit Financiële Markten is verstrekt in verband met een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, alsmede een afschrift van de op basis van die informatie aan de bank verleende vergunning. 2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste lid, binnen vier weken nadat de Nederlandsche Bank de Autoriteit Financiële Markten in kennis heeft gesteld van de ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 2:13a, eerste lid.

Artikel 1

48b.

  1. Indien de Nederlandsche Bank voornemens is een besluit te nemen als bedoeld in artikel 3:4a, eerste of derde lid, vraagt zij, alvorens het besluit te nemen, daarover advies aan de Autoriteit Financiële Markten. 2. Artikel 1:48, derde, vijfde en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid bedoelde advies.

Artikel 1

48c.

  1. De Nederlandsche Bank vraagt de Autoriteit Financiële Markten om advies ten behoeve van de beoordeling, bedoeld in artikel 3:277, tweede lid, voor zover zij in het kader van deze beoordeling onderzoekt of het toezicht in een staat die geen lidstaat is gelijkwaardig is aan het toezicht op grond van het bij of krachtens hoofdstuk 1.7 en het deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen bepaalde. 2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt het in het eerste lid bedoelde advies binnen zes weken na het verzoek. EArtikel 1:54b wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Indien de Nederlandsche Bank ingevolge afdeling 3.6.2 op geconsolideerde basis toezicht houdt op een bank...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT