Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht

Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat wenselijk is in de Algemene wet bestuursrecht een nieuwe regeling te treffen voor de coördinatie van samenhangende besluiten en enige andere wijzigingen aan te brengen in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en enkele wetten aan te passen met het oog op de invoering van de algemene regeling over nadeelcompensatie in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT Artículo 1
Artikel 1

De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:ANa afdeling 3.4 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 3 4A INFORMATIE OVER SAMENHANGENDE BESLUITEN
Artikel 3

19.

  1. Indien er sprake is van besluiten die nodig zijn om een bepaalde activiteit te mogen verrichten of besluiten die strekken tot het vaststellen van een financiële aanspraak met het oog op die activiteit, bevordert het bestuursorgaan dat een aanvrager in kennis wordt gesteld van andere op aanvraag te nemen besluiten waarvan het bestuursorgaan redelijkerwijs kan aannemen dat deze nodig zijn voor de door de aanvrager te verrichten activiteit. 2. Bij de kennisgeving wordt per besluit in ieder geval vermeld: a. naam en adres van het bestuursorgaan, bevoegd tot het nemen van het besluit; b. krachtens welk wettelijk voorschrift het besluit wordt genomen. BAfdeling 3.5 komt te luiden:

AFDELING 3 5 COÖRDINATIE VAN SAMENHANGENDE BESLUITEN
Artikel 3

20.

Deze afdeling is van toepassing op besluiten ten aanzien waarvan dat is bepaald:a. bij wettelijk voorschrift; of b. bij besluit van de tot het nemen van die besluiten bevoegde bestuursorganen (coördinatiebesluit).

Artikel 3

21.

  1. Bij of krachtens het wettelijk voorschrift, bedoeld in artikel 3:20, onderdeel a, of in het coördinatiebesluit wordt een coördinerend bestuursorgaan aangewezen. 2. Indien het in een coördinatiebesluit als coördinerend bestuursorgaan aan te wijzen bestuursorgaan niet bevoegd is tot het nemen van een of meer van de te coördineren besluiten, behoeft de aanwijzing de instemming van dat bestuursorgaan. 3. Indien redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van deze afdeling op een besluit de voortgang van de besluitvorming over de te coördineren besluiten in betekenende mate zal versnellen of dat aan deze toepassing anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, kan het coördinerend bestuursorgaan besluiten deze afdeling ten aanzien van dat besluit niet, niet verder of later toe te passen.

Artikel 3

22.

  1. Het coördinerend bestuursorgaan bevordert een doelmatige en samenhangende voorbereiding van besluiten, waarbij de bestuursorganen bij de beoordeling van de aanvragen in ieder geval rekening houden met de onderlinge samenhang tussen de aanvragen en tussen de te nemen besluiten. 2. De bevoegde bestuursorganen verlenen de medewerking die voor het welslagen van de coördinatie nodig is.

Artikel 3

23.

  1. De besluiten worden zoveel mogelijk gelijktijdig aangevraagd bij het coördinerend bestuursorgaan, met dien verstande dat de laatste aanvraag niet later wordt ingediend dan zes weken na ontvangst van de eerste aanvraag. Het coördinerend bestuursorgaan kan bepalen dat voor het indienen van de aanvragen een andere termijn geldt. 2. Het coördinerend bestuursorgaan zendt terstond na ontvangst van de aanvragen een afschrift daarvan aan de bevoegde bestuursorganen. 3. Indien een aanvraag later dan de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend, wordt die aanvraag niet betrokken bij de gecoördineerde voorbereiding van de andere besluiten, tenzij het coördinerend bestuursorgaan anders bepaalt. 4. Bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald dat de aanvraag om een besluit niet wordt behandeld indien niet tevens de aanvraag om een ander besluit is ingediend. 5. Het coördinerend bestuursorgaan is mede bevoegd tot het indienen van een aanvraag bij het bevoegde bestuursorgaan, indien het besluit waarop de aanvraag betrekking heeft, strekt tot uitvoering van een besluit dat door het coördinerend bestuursorgaan is genomen. De aanvraag kan mede namens een van de andere betrokken bestuursorganen worden ingediend.

Artikel 3

24.

Onverminderd artikel 3:23, vierde lid, vangt de termijn voor het nemen van de besluiten, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid, aan met ingang van de dag waarop de laatste aanvraag is ontvangen.

Artikel 3

25.

  1. Indien op de voorbereiding van een van de besluiten afdeling 3.4 van toepassing is, is die afdeling van toepassing op alle besluiten, met inachtneming van het volgende: a. de ingevolge de artikelen 3:11, 3:14 en 3:44, eerste lid, onderdeel a, vereiste terinzageleggingen geschiedt in ieder geval ten kantore van het coördinerend bestuursorgaan; b. het coördinerend bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de gelegenheid tot het mondeling naar voren brengen van zienswijzen wordt gegeven met betrekking tot alle ontwerpbesluiten gezamenlijk; c. zienswijzen worden bij het coördinerend bestuursorgaan naar voren gebracht; d. indien over een ontwerpbesluit zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder geldt dit eveneens met betrekking tot de andere ontwerpbesluiten; e. indien een ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van een ander besluit dat geen onderdeel uitmaakt van de coördinatie, kunnen zienswijzen geen betrekking hebben op dat andere besluit; f. het in de gelegenheid stellen te reageren op naar voren gebrachte zienswijzen geschiedt door het coördinerend bestuursorgaan; g. de ingevolge die afdeling en afdeling 3.6 vereiste mededelingen, kennisgevingen en toezendingen geschieden door het coördinerend bestuursorgaan; h. in afwijking van artikel 3:18 worden de besluiten genomen binnen een door het coördinerend bestuursorgaan te bepalen termijn, doch uiterlijk binnen de termijn die geldt voor het besluit met de langste beslistermijn; i. mededelingen en kennisgevingen worden tevens gedaan in de Staatscourant en voorts langs elektronische weg; j. de dag van terinzagelegging van de besluiten door het coördinerend bestuursorgaan is bepalend voor de aanvang van de beroepstermijn ingevolge artikel 6:8, vierde lid. 2. Indien afdeling 3.4 niet van toepassing is, geschiedt de voorbereiding met toepassing of overeenkomstige toepassing van de onderdelen b tot en met h van het eerste lid.

Artikel 3

26.

  1. De bevoegde bestuursorganen zenden de door hen genomen besluiten zo spoedig mogelijk toe aan het coördinerend bestuursorgaan. 2. Het coördinerend bestuursorgaan maakt de besluiten gelijktijdig bekend en legt deze, indien tevens terinzagelegging wettelijk is voorgeschreven op grond van afdeling 3.4, gelijktijdig ter inzage.

Artikel 3

27.

  1. Indien tegen een van de besluiten bezwaar kan worden gemaakt of administratief beroep kan worden ingesteld, geschiedt dit in afwijking van artikel 6:4 door het indienen van het bezwaar- of beroepschrift bij het coördinerend bestuursorgaan. Het coördinerend bestuursorgaan zendt terstond na ontvangst van het bezwaar- of beroepschrift een afschrift daarvan aan het bevoegde bestuursorgaan. 2. Het coördinerend bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de gelegenheid tot het gebruik maken van het recht te worden gehoord wordt gegeven met betrekking tot alle bestreden besluiten gezamenlijk. 3. De bevoegde bestuursorganen zenden de door hen genomen beslissingen op het bezwaar of beroep zo spoedig mogelijk toe aan het coördinerend bestuursorgaan. Het coördinerend bestuursorgaan maakt de beslissingen gelijktijdig bekend en doet de ingevolge artikel 7:12, derde lid, of artikel 7:26, vierde lid, vereiste mededelingen. 4. Een beslissing op een verzoek in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, wordt genomen door het coördinerend bestuursorgaan. Onverminderd artikel 7:1a, tweede lid, wijst het coördinerend bestuursorgaan het verzoek in ieder geval af indien tegen een van de andere besluiten een bezwaarschrift is ingediend waarin eenzelfde verzoek ontbreekt.

Artikel 3

28.

Voor de mogelijkheid van beroep bij de bestuursrechter worden besluiten die zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling aangemerkt als één besluit.

Artikel 3

29.

  1. Tenzij het tweede lid van toepassing is, staat tegen besluiten die zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling beroep open bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waar het coördinerend bestuursorgaan zijn zetel heeft. 2. Tegen besluiten die zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling staat beroep open bij: a. de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien tegen een of meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling; b. het College van Beroep voor het bedrijfsleven, indien tegen een of meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij het College en onderdeel a niet van toepassing is; c. de Centrale Raad van Beroep, indien tegen een of meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep en de onderdelen a en b niet van toepassing zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT