Wet van 3 oktober 2018 tot wijziging van de Kaderwet dienstplicht en van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met het van toepassing worden van de dienstplicht op vrouwen

Wet van 3 oktober 2018 tot wijziging van de Kaderwet dienstplicht en van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met het van toepassing worden van de dienstplicht op vrouwen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Kaderwet dienstplicht en de Wet gewetensbezwaren militaire dienst te wijzigen in verband met het ook van toepassing worden van de dienstplicht op vrouwen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Kaderwet dienstplicht wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 1, eerste lid, onder b, wordt «hij» vervangen door: degene.BArtikel 3 wordt als volgt gewijzigd:1. «mannelijke» wordt telkens geschrapt; 2. «hij» wordt telkens vervangen door: degene. CArtikel 6 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «zijn» telkens vervangen door: de; 2. In het derde lid wordt «aan hem» geschrapt. DIn artikel 7, vierde lid, wordt «hij» vervangen door: deze.EArtikel 10 wordt als volgt gewijzigd:1. «hem» wordt vervangen door: Onze Minister; 2. «hij» vervangen door: deze. FArtikel 11 wordt als volgt gewijzigd:1. «hij» wordt telkens vervangen door: degene; 2. In het derde lid wordt «hem» vervangen door: degene; 3. In het zesde lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie. GArtikel 14, onderdeel c, komt te luiden:c. broeder-, of zusterdienst. HArtikel 17 komt te luiden:

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot uitstel, ontheffing en vrijstelling als bedoeld in de artikelen 12, 13 en 14. Het ontwerp van een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT