Wet van 7 juni 2017 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek)

Wet van 7 juni 2017 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bestaande wettelijke belemmeringen voor de internationale samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs weg te nemen, internationale samenwerking op het terrein van wetenschappelijk onderzoek alsmede studeren in het buitenland te bevorderen, enkele technische wijzigingen door te voeren en onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband daarmee te wijzigen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK.

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 1.19 en het daarbij behorende opschrift worden vervangen door drie nieuwe artikelen, luidende:

Artikel 1.19 Opleidingen in het buitenland
  1. Voor een opleiding die in het buitenland wordt verzorgd, bestaat geen aanspraak op bekostiging. 2. Op het verzorgen van een opleiding in het buitenland is van toepassing hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald ten aanzien van het verzorgen van een opleiding door een rechtspersoon voor hoger onderwijs. Daarbij wordt voor de bekostigde instellingen als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, afgeweken van de artikelen 1.9, derde lid, 2.1, 4.1, 6.1, 7.1, 8.1, 9.1, 9.29 en 10.1.

Artikel 1.19

a. Opleidingen in het buitenland; toestemmingsvereiste.

  1. Voor het verzorgen van een opleiding in het buitenland is toestemming van Onze minister vereist. 2. In het belang van de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en van de profilering van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland kan Onze minister toestemming weigeren of intrekken. 3. Onze minister weigert de toestemming in ieder geval indien de opleiding niet ook in Nederland wordt verzorgd. 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de gronden voor weigering of intrekking van de toestemming nader geregeld en worden nadere voorschriften vastgesteld voor het verzorgen van opleidingen in het buitenland. Daarin worden in ieder geval voorschriften vastgesteld met betrekking tot de aanwending van de rijksbijdrage voor die opleidingen en worden eisen gesteld aan de academische vrijheid aan de opleiding in het land of de landen waar de opleiding wordt verzorgd. Voorts worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften vastgesteld met betrekking tot de wijze waarop de veiligheid en de rechten van studenten en personeel, voor zover zij die rechten ontlenen aan deze wet, worden gewaarborgd. Tevens kunnen voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot het indienen van aanvragen om toestemming. 5. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen weigeringsgronden hebben in ieder geval betrekking op: a. de wijze waarop de opleiding in Nederland is geaccrediteerd; b. de wijze waarop de kwaliteitszorg van het onderwijs in het land van vestiging zal worden geborgd; c. de financiële positie van de aanvrager en de wijze waarop financiële risico’s zullen worden tegengegaan; d. de maatregelen die door de aanvrager zullen worden getroffen om te voorkomen dat de rijksbijdrage wordt aangewend voor de opleiding in het buitenland; e. de omvang en schaal van het initiatief waarop de aanvraag betrekking heeft, in het bijzonder uit een oogpunt van aantallen studenten; f. de wijze waarop de continuïteit van de opleiding in Nederland is gewaarborgd; g. de veiligheid en de rechten van de bij het onderwijs in het land van vestiging betrokken personen, voor zover zij die rechten ontlenen aan deze wet; h. de aard van de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en het desbetreffende land; i. de wijze waarop in het desbetreffende land rekening wordt gehouden met mensenrechten en sociale verhoudingen; j. indien van toepassing: de wijze waarop de samenwerking met een partnerorganisatie of met partnerorganisaties zal worden vormgegeven; k. de opvattingen van de bevoegde overheidsinstanties in het land van vestiging over de opleiding; l. de wijze waarin is voorzien in het afbouwen van de opleiding in financiële en personele zin en ten opzichte van studenten, indien de opleiding zou worden beëindigd, en m. de wijze waarop de inkomsten die met de opleiding in het buitenland worden gegenereerd, worden herbestemd en de mate waarin die herbestemming in het belang is van de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland. 6. Onze minister kan de toestemming onder voorwaarden verlenen en kan aan de toestemming voorschriften verbinden. 7. Onze minister legt het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het vierde en vijfde lid voor aan beide Kamers der Staten-Generaal. De voordracht voor die algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat vier weken na die voorlegging zijn verstreken.

Artikel 1.19

b. Promoties in het buitenland.

  1. Een universiteit kan in het buitenland de graad Doctor of de graad Doctor of Philosophy verlenen. 2. Op de toegang en inrichting van een promotie in het buitenland zijn de artikelen 7.18 en 7.19 van toepassing. 3. In het belang van de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en van de profilering van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland kunnen bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de graadverleningsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, nadere voorschriften worden vastgesteld. AaArtikel 2.9, eerste lid, vierde volzin, komt te luiden:

Van niet doelmatige aanwending van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT