Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten (Flora- en faunawet)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1998

402

Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten (Flora- en faunawet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verspreide wettelijke regels inzake de bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten in één wet onder te brengen, dit vooral teneinde een betere afstemming tussen die regels te bewerkstelligen als ook in verband met de uitvoering van internationale verplichtingen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties inzake de bescherming van die soorten, zulks in het belang van de bescherming van die planten- en diersoorten en, voorzover het die diersoorten betreft, mede onder erkenning van de intrinsieke waarde van de daartoe behorende dieren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artículos 1 y 2
Artikel 1
  1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; Faunafonds: fonds, bedoeld in artikel 83; dieren: dieren in al hun ontwikkelingsstadia, met uitzondering van eieren; planten: planten in al hun ontwikkelingsstadia; producten van dieren: dode dieren, delen van levende of dode dieren en alle van dieren afgeleide producten, al dan niet in andere zaken vervat, alsmede alle zaken waarvan uit een begeleidend document, de verpakking, een merkteken of etiket of enige andere omstandigheid moet worden aangenomen dat zij afgeleide producten of delen van dieren bevatten of daaruit bestaan; producten van planten: dode planten, delen van levende of dode planten en alle van planten afgeleide producten, al dan niet in andere zaken vervat, alsmede alle zaken waarvan uit een begeleidend document, de verpakking, een merkteken of etiket of enige andere omstandigheid

Staatsblad 1998 402 1

moet worden aangenomen dat zij afgeleide producten of delen van planten bevatten of daaruit bestaan; beschermde inheemse plantensoort: plantensoort aangewezen krachtens artikel 3; beschermde inheemse diersoort: diersoort als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of aangewezen krachtens artikel 4, tweede of derde lid; beschermde uitheemse plantensoort: plantensoort aangewezen krachtens artikel 5; beschermde uitheemse diersoort: diersoort aangewezen krachtens artikel 5; wild: dieren behorende tot één der in artikel 32, eerste lid, bedoelde diersoorten, die in de voor hun aard natuurlijke vrijheid leven; jagen: bemachtigen, doden of het met het oog daarop opsporen van wild alsmede het doen van pogingen daartoe; jachthouder: degene die overeenkomstig het in de artikelen 33 of 34 bepaalde gerechtigd is tot het gehele of gedeeltelijke genot van de jacht; jachtakte: akte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a; valkeniersakte: akte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel b; kooikersakte: akte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel c; jachtvogel: vogel met behulp waarvan de jacht krachtens artikel 50, eerste lid, mag worden uitgeoefend; grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond te gebruiken, hetzij als eigenaar, hetzij krachtens een beperkt recht, hetzij krachtens een pachtovereenkomst; faunabeheereenheid: overeenkomstig artikel 29 erkend samenwerkingsverband van jachthouders; faunabeheerplan: overeenkomstig artikel 30 goedgekeurd fauna-beheerplan; jachtopzichter: degene die zorg draagt voor de bescherming van de jachtbelangen van een jachthouder en tevens als buitengewoon opsporingsambtenaar belast is met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten en van de overige in de akte of aanwijzing als bedoeld in artikel 142, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering aangeduide strafbare feiten; kooiker: degene die ingevolge het bepaalde in artikel 57 als zodanig is geregistreerd. 2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder: soort: ondersoort, geografisch onderscheiden populatie van een soort of kruisingen; planten: geënte planten; dode dieren: geprepareerde dieren alsmede dieren die op enigerlei wijze geschikt zijn gemaakt om duurzaam te worden bewaard; dode planten: planten die op enigerlei wijze geschikt zijn gemaakt om duurzaam te worden bewaard; eieren: schalen van eieren; grond: wateren; veld: stranden, schorren, gorzen, kwelders, slikken, wadden, binnenwateren en territoriale wateren alsmede wegen en paden, voorzover deze geacht kunnen worden deel uit te maken van een voor de uitoefening van de jacht bestemd of geschikt terrein; binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen: iedere handeling die is gericht op het bewerkstelligen van het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen; ten verkoop aanbieden: elke handeling die redelijkerwijs als het ten verkoop aanbieden kan worden uitgelegd waaronder het maken of doen maken van handelspubliciteit en het uitnodigen tot zaken doen.

Staatsblad 1998 402 2

Artikel 2
  1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

HOOFDSTUK II AANWIJZING VAN BESCHERMDE SOORTEN Artículos 3 a 7
Artikel 3
  1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen als beschermde inheemse plantensoort worden aangewezen plantensoorten die van nature in Nederland voorkomen en die: a. in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd; b. niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, doch ter bescherming waarvan maatregelen noodzakelijk zijn ter voorkoming van overmatige benutting; c. uit Nederland zijn verdwenen doch ten aanzien waarvan gerede kans op terugkeer bestaat of d. zodanige gelijkenis vertonen met soorten die zijn aangewezen op grond van het bepaalde in de onderdelen a, b of c, dat aanwijzing ervan noodzakelijk is ter bescherming van die soorten. 2. De aanwijzing van een plantensoort als beschermde inheemse plantensoort geschiedt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid bij ministeriële regeling indien die aanwijzing noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties.

Artikel 4
  1. Als beschermde inheemse diersoort worden aangemerkt: a. alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; b. alle van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten; c. alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen en d. alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is. 2. Als beschermde inheemse diersoort kunnen voorts bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen diersoorten die van nature in Nederland voorkomen en die: a. in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd; b. niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd of dat

Staatsblad 1998 402 3

gevaar lopen, doch ter bescherming waarvan maatregelen noodzakelijk zijn ter voorkoming van overmatige benutting; c. uit Nederland zijn verdwenen doch ten aanzien waarvan gerede kans op terugkeer bestaat of d. zodanige gelijkenis vertonen met soorten die zijn aangewezen op grond van het bepaalde in de onderdelen a, b of c, dat aanwijzing ervan noodzakelijk is ter bescherming van die soorten. 3. De aanwijzing van een diersoort als beschermde inheemse diersoort geschiedt in afwijking van het bepaalde in het tweede lid bij ministeriële regeling indien die aanwijzing noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties. 4. Onze Minister maakt in de Staatscourant bekend welke de soorten, bedoeld in het eerste lid, zijn.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT