Wet van 13 april 2004, houdende wijziging van de Zeevaartbemanningswet in verband met de invoering van tuchtrechtspraak

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2004

208

Wet van 13 april 2004, houdende wijziging van de Zeevaartbemanningswet in verband met de invoering van tuchtrechtspraak

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Zeevaartbemanningswet een regeling op te nemen waarbij voor de kapitein en de scheepsofficieren aan boord van een Nederlands zeeschip wordt voorzien in een aan de eisen van de huidige tijd aangepast tuchtrecht, en voorts een aantal technische wijzigingen in deze wet aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Zeevaartbemanningswet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1

komt te luiden:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat; b. Nederlands schip: een schip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren; c. vissersvaartuig: een Nederlands schip dat bestemd is of gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vangen van vis of van andere levende rijkdommen van de zee; d. zeilschip: een Nederlands schip dat bestemd en ingericht is om hoofdzakelijk door middel van zeilen te worden voortbewogen; e. pleziervaartuig: een Nederlands schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt; f. zeilvaart: de bedrijfsmatige vaart met zeilschepen op zee; g. scheepslengte: tenzij anders bepaald, 96 procent van de totale lengte op een waterlijn op 85 procent van de kleinste holte gemeten vanaf de kiellijn, of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van

Staatsblad 2004 208 1

de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is; bij vissersvaartuigen die met een stuurlast ontworpen zijn, moet de waterlijn waarop deze lengte gemeten wordt, evenwijdig aan de ontwerplastlijn worden genomen; h. kapitein: de gezagvoerder van een Nederlands schip; i. scheepsofficier: een lid van de bemanning, niet zijnde de kapitein, die aan boord van een Nederlands schip een functie als stuurman, werktuigkundige, maritiem officier of radio-operator vervult; j. opvarende: een ieder die zich gedurende de vaart aan boord van het schip bevindt; k. bemanning: de kapitein, de scheepsofficieren, de scheepsgezellen, en de overige opvarenden die in de monsterrol worden genoemd; l. scheepsbeheerder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die, vanuit een vestiging van een zeescheepvaartonderneming in Nederland, de dagelijkse leiding heeft over het beheer van het schip, alsmede de personen die als lid van een maatschap het beheer voeren over het vissersvaartuig; m. inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat; n. divisie Scheepvaart: de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat; o. vaarbevoegdheid: de bevoegdheid om in een of meer functies aan boord van een schip dienst te doen; p. vaarbevoegdheidsbewijs: een door de inspecteur-generaal afgegeven document waaruit de vaarbevoegdheid blijkt; q. bemanningsplan: een voorstel van de scheepsbeheerder, houdende het aantal bemanningsleden met hun functies aan boord waarmee de scheepsbeheerder het betrokken schip minimaal wenst te bemannen; r. bemanningscertificaat: een door de inspecteur-generaal afgegeven certificaat, houdende het minimumaantal bemanningsleden met hun functies aan boord van het betrokken schip; s. beroepsvereisten: de krachtens deze wet gestelde vereisten ten aanzien van de kennis, het inzicht en de vaardigheden voor een functie aan boord of voor werkzaamheden waarop deze wet van toepassing is; t. geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart: een verklaring als bedoeld in artikel 40; u. tuchtcollege: het tuchtcollege voor de scheepvaart als bedoeld in artikel 55a, tweede lid; v. verwerking van persoonsgegevens: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bescherming persoonsgegevens; w. verantwoordelijke: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bescherming persoonsgegevens.

B

In artikel 4 wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een nieuw derde lid ingevoegd, dat als volgt luidt: 3. De kapitein en de scheepsofficieren gedragen zich aan boord ten opzichte van de opvarenden, het schip, de lading, het milieu en het scheepvaartverkeer zoals het een goed zeeman betaamt.

C

In artikel 17, tweede lid, wordt de zinsnede «Op vissersvaartuigen is deze paragraaf niet van toepassing» vervangen door: Deze paragraaf is niet van toepassing op vissersvaartuigen met een scheepslengte van minder dan 45 meter.

Staatsblad 2004 208 2

D

In artikel 18, eerste lid, wordt de zinsnede «een functie verricht» vervangen door: een functie vervult.

E

In artikel 33, tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 4, derde lid» vervangen door: artikel 4, vierde lid.

F

Artikel 51

derde lid, vervalt.

G

Na artikel 55 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, dat als volgt luidt:

HOOFDSTUK 5A TUCHTRECHTSPRAAK Artículos 55 a 60

§ 1. Algemeen Artikel 55a

1. De kapitein en de scheepsofficieren zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen terzake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als een goed zeeman in acht behoren te nemen ten opzichte van de opvarenden, het schip, de lading, het milieu of het scheepvaartverkeer. 2. De tuchtrechtspraak in eerste aanleg wordt uitgeoefend door het tuchtcollege voor de scheepvaart. Het tuchtcollege voor de scheepvaart is gevestigd te Amsterdam. 3. De tuchtrechtspraak in hoger beroep wordt uitgeoefend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven beslist in hoogste ressort.

§ 2. Het tuchtcollege voor de scheepvaart Artikel 55b

1. Het tuchtcollege bestaat uit een voorzitter, twee plaatsvervangende voorzitters, acht leden en zestien plaatsvervangende leden. Zij worden door Onze Minister benoemd voor een periode van vier jaren en zijn terstond herbenoembaar. 2. De voorzitter en de twee plaatsvervangende voorzitters zijn personen a. aan wie op grond van het afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad van Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad van Master op het gebied van het recht is verleend, of b. die op grond van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht hebben verkregen om de titel meester te voeren. 3. Vier leden en vier plaatsvervangende leden hebben gedurende de aan hun benoeming voorafgaande periode van tien jaren ten minste vijf jaren als kapitein of als scheepsofficier aan boord van een ander schip dan een vissersvaartuig gevaren.

Staatsblad 2004 208 3

4. Vier leden en vier plaatsvervangende leden hebben gedurende de aan hun benoeming voorafgaande periode van tien jaren ten minste vijf jaren als schipper of als scheepsofficier aan boord van een vissersvaartuig gevaren. 5. Voorts worden als plaatsvervangend lid benoemd: a. twee reders; b. twee waterbouwkundigen; c. twee registerloodsen; d. twee hydrografen. 6. Onze Minister verleent aan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden en de plaatsvervangende leden in elk geval ontslag met ingang...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT