Eerste aanleg - meervoudig van Centrale Raad van Beroep, 17 de Noviembre de 2005

Datum uitspraak17 de Noviembre de 2005
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

04/4111 WUV

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[eiser], wonende te [woonplaats] (IndonesiÎ), eiser,

en

de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Bij besluit van 23 juni 2004, kenmerk JZ/T80/2004/0415, heeft verweerster ten aanzien van eiser uitvoering gegeven aan de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).

    Eiser heeft tegen dit besluit bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift heeft eiser aangegeven waarom hij zich niet met het bestreden besluit kan verenigen.

    Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 6 oktober 2005. Aldaar is eiser niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.

  2. MOTIVERING

    Eiser is geboren [in] 1934 in het voormalige Nederlands-IndiÎ. Naar aanleiding van zijn op 4 november 2002 bij verweerster ingediende verzoek is hij bij besluit van 13 januari 2004 op grond van psychische klachten met de vervolgde gelijkgesteld en zijn hem met ingang van 1 november 2002 een periodieke uitkering en diverse voorzieningen toegekend.

    Bij schrijven van 13 februari 2004 heeft eiser tegen de hoogte van de toegekende periodieke uitkering bezwaar gemaakt. Eiser heeft daarbij het standpunt ingenomen dat verweerster ten onrechte heeft nagelaten om hem een toeslag voor zijn drie, nog schoolgaande, kinderen toe te kennen.

    Bij het thans bestreden besluit van 23 juni 2004 heeft verweerster gelet op artikel 16 van de Wet bepaald dat eiser met betrekking tot zijn jongste dochter met ingang van 1 november 2002 in aanmerking komt voor een kindertoeslag op zijn uitkering, en dat die kindertoeslag in ieder geval zal worden beÎindigd met ingang van 1 november 2004, aangezien die dochter dan de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Met betrekking tot de twee overige kinderen heeft verweerster haar weigering om een kindertoeslag toe te kennen gehandhaafd op de grond dat de beide kinderen op de datum van aanvraag, te weten 1 november 2002, reeds ouder waren dan 18 jaar.

    Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Hij heeft daartoe een beroep gedaan op de vanwege verweerster uitgebrachte brochure Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 waarin volgens eiser in het kader van artikel 16 van de Wet zou zijn aangegeven dat een kindertoeslag wordt toegekend tot het moment waarop het kind de leeftijd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT