Eerste aanleg - meervoudig van Council of State (Netherlands), 20 de Marzo de 2013

Datum uitspraak20 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201113207/1/A4.

Datum uitspraak: 20 maart 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Deurne,

2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Deurne, (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),

3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Deurne, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),

4. [appellant sub 4], wonend te Deurne,

5. [appellant sub 5], wonend te Deurne,

6. [appellant sub 6], wonend te Deurne,

en

het college van burgemeester en wethouders van Deurne,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2011 heeft het college aan [vergunninghoudster] een revisievergunning ingevolge artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor het wijzigen van een varkenshouderij in een mestverwerkingsbedrijf op het perceel [locatie] te Deurne.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 3] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2013, waar [appellant sub 1], [appellant sub 5], [appellant sub 6] en [appellant sub 4], bijgestaan dan wel vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. F.H. Damen, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.G.M. Claessens, ing. M.J.Th. van der Heijden en ing. J.H. de Greef, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de maatschap, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. V.A.P. Sijben, advocaat te Budel en ing. V. Leppers, gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht Wabo

1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Bij invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om een revisievergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.

Ontvankelijkheid

2. Het college stelt dat het beroep van enkele appellanten op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, voor zover zij gronden hebben aangevoerd die niet reeds in de zienswijzen naar voren zijn gebracht.

2.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.

2.2. Uit dit artikel vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Bij besluiten inzake een milieuvergunning die vóór 1 april 2011 bekend zijn gemaakt, worden de beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen als onderdelen van een besluit in vorenbedoelde zin aangemerkt. Bij besluiten die op of na 1 april 2011 zijn bekendgemaakt, zoals hier aan de orde, worden dergelijke beslissingen voor de toepassing van artikel 6:13 van de Awb niet langer als besluitonderdelen aangemerkt (zie de uitspraak van 9 maart 2011 in zaak nr. 201006983/1/M2).

Derhalve staat artikel 6:13 van de Awb er niet aan in de weg dat in beroep gronden tegen het besluit van 15 november 2011 worden aangevoerd die niet reeds in de zienswijze naar voren zijn gebracht. Er bestaat dan ook geen aanleiding om de beroepen van enkele appellanten in zoverre op grond van artikel 6:13 van de Awb niet-ontvankelijk te verklaren.

3. Het college stelt voorts dat [appellant sub 6] en [appellant sub 2A], die beroep heeft ingesteld met [appellant sub 2], niet-ontvankelijk zijn in beroep, omdat zij geen zienswijzen naar voren hebben gebracht tegen het ontwerpbesluit.

3.1. Uit de stukken blijkt dat [appellant sub 6] beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 15 november 2011 en dat zijn [echtgenote] zienswijzen naar voren heeft gebracht over het ontwerpbesluit. In het algemeen kan een rechtsmiddel dat is aangewend door één echtgenoot niet worden toegedicht aan de andere echtgenoot. Omdat uit de bewoordingen en de ondertekening van de zienswijze van [echtgenote], noch anderszins blijkt dat zij heeft beoogd deze zienswijze mede namens [appellant sub 6] naar voren te brengen, kan deze niet aan hem worden toegedicht. Zijn beroep is dan ook niet-ontvankelijk.

Uit de stukken blijkt niet dat [appellant sub 2A] een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren heeft gebracht, zodat het beroep van [appellant sub 2], voor zover ingesteld door haar, niet-ontvankelijk is.

Vergunning

4. Voor de op het perceel aanwezige varkenshouderij is op 26 juli 2005 een milieuvergunning verleend. Het houden van dieren op de locatie zal worden beëindigd. Hiervoor in de plaats wordt een mestverwerkingsbedrijf opgericht. De thans verleende vergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer heeft betrekking op:

- een loods waarin een mestverwerkingsinstallatie met een capaciteit van 24.900 ton mest per jaar aanwezig is en gebruikt wordt;

- het opslaan van dikke fractie, gecomposteerde fractie en gepellleteerde mest in de loods;

- een gecombineerde luchtwasser voor het zuiveren van lucht afkomstig uit de loods;

- de opslag van zwavelzuur en spuiwater ten behoeve van de gecombineerde luchtwasser;

- de opslag van propaangas en dieselolie in tanks en van smeerolie en afgewerkte olie in lekbakken;

- het opslaan van dierlijke mest, dunne mestfractie en gehygieniseerde dunne mestfractie in een mestbassin met een inhoud van 2.500 m³;

- een hygiënesluis/kantoor/kantine in een gebouw op het buitenterrein;

- het aan- en afvoeren van dierlijke mest, gehygieniseerde dunne mestfractie en gepelleteerde mest;

- het gebruik van een poetsplaats voor het reinigen van machines en vrachtwagens;

- de stalling van enkele vrachtwagens op het buitenterrein.

Algemeen beoordelingskader

5. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.

Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt het college beoordelingsvrijheid toe.

Revisievergunning

6. [appellant sub 1], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] betogen dat het college niet heeft kunnen volstaan met het verlenen van een revisievergunning, maar dat in dit geval een oprichtingsvergunning nodig is. Hiertoe voeren zij aan dat de aanvraag ziet op de oprichting van een mestverwerkingsbedrijf, terwijl op de locatie thans een veehouderij aanwezig is.

6.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 20 maart 2002 in zaak nr. 200100206/2, verzet de systematiek van de Wet milieubeheer zich er niet tegen dat een revisievergunning wordt verleend voor een wezenlijk andere inrichting dan die waarop de onderliggende vergunning ziet. De wet geeft geen indicatie dat bepaalde veranderingen wel en andere veranderingen niet in het kader van een revisievergunning kunnen worden verwezenlijkt.

Het verlenen van een revisievergunning voor een wezenlijk andere inrichting dan die waarop de onderliggende vergunning ziet is derhalve mogelijk, ook al zijn de milieugevolgen van een andere aard of intensiteit dan de milieugevolgen die op grond van de onderliggende vergunning waren toegestaan. Het bevoegd gezag moet in een dergelijk geval de aanvraag beoordelen als betrof deze een oprichtingssituatie. Het college stelt dat het dit heeft gedaan en dat bestaande rechten niet noodzakelijk zijn geweest om de vergunning te verlenen. [appellant sub 1], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit standpunt onjuist is.

De beroepsgrond faalt.

Bestemmingsplan

7. [appellant sub 1], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] voeren aan dat het college de vergunning had moeten weigeren, omdat het realiseren van een mestverwerkingsbedrijf in strijd is met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" op het perceel rustende bestemming "Intensieve Veehouderij".

7.1. Artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat in afwijking van het eerste lid de vergunning tevens kan worden geweigerd ingeval door verlening van de vergunning strijd zou ontstaan met een bestemmings- of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT