Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Midden-Nederland, 25 de Marzo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak25 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Midden-Nederland

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Sector bestuursrecht

zaaknummer: UTR 12/2245

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 maart 2013 in de zaak tussen

Timac Management International B.V., te Vreeland, eiseres

(gemachtigde: mr. N.Ch. Ellens),

en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: J.J.A. Huisman).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een bestuurlijke boete van € 296.000,- opgelegd wegens 37 overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).

Bij besluit van 21 mei 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2012. Namens eiseres is ter zitting verschenen haar directeur, de heer [directeur][directeur]), bijgestaan door haar gemachtigde en mr. M. Adema. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

  1. Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt voor 1 januari 2013.

  2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres heeft bemiddeld tussen vier hotelscholen in Indonesië en negen Nederlandse hotels voor arbeidsplaatsen voor 37 Indonesiërs. Deze 37 Indonesiërs zijn vreemdelingen in de zin van artikel 1, aanhef en onder m, van de Vreemdelingenwet 2000 en derhalve vreemdelingen in de zin van de Wav. Aan alle vreemdelingen is door het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) op 1 februari 2008 een tewerkstellingsvergunning verleend voor het doen verrichten van arbeid als stagiair (hotelwezen), geldig van 22 maart 2008 tot 22 maart 2009.

  3. Het bestreden besluit gaat over de oplegging van een bestuurlijke boete, wegens 37 overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wav, nu eiseres voor de 37 vreemdelingen niet beschikte over tewerkstellingsvergunningen voor het verrichten van reguliere arbeid. Tussen partijen is in geschil of de desbetreffende arbeidsplaatsen reguliere arbeid of arbeid in het kader van een stage betroffen.

  4. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder 1, van de Wav wordt onder werkgever verstaan degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten.

    Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.

    Artikel 2, tweede lid, van de Wav bepaalt dat het verbod, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing is met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie tevens een ander als werkgever optreedt, indien die ander beschikt over een voor de desbetreffende arbeid geldige tewerkstellingsvergunning.

    Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wav wordt het niet naleven van artikel 2, eerste lid, van de Wav als beboetbaar feit aangemerkt. Ingevolge artikel 19d, eerste lid, aanhef en onder b, is de hoogte van de boete, die voor een beboetbaar feit kan worden opgelegd, indien begaan door een rechtspersoon, gelijk aan de geldsom van ten hoogste

    € 45.000. Ingevolge artikel 19d, derde lid, van de Wav stelt de minister beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de beboetbare feiten worden vastgesteld.

  5. Volgens artikel 1 van de Beleidsregels boeteoplegging Wav (de Beleidsregels) worden bij de berekening van een boete voor alle beboetbare feiten als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die zijn neergelegd in de Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wav (de Tarieflijst), die als bijlage bij de beleidsregels is gevoegd. Volgens de Tarieflijst is het boetenormbedrag voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav op € 8.000,00 per persoon per beboetbaar feit gesteld.

  6. Volgens paragraaf 22 van de Uitvoeringsregels Wet arbeid vreemdelingen (de Uitvoeringsregels), getiteld "Stagiairs" kan voor vreemdelingen die arbeid verrichten die noodzakelijk is ter voltooiing van hun opleiding voor maximaal één jaar een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b en d, van de Wav. Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat deze stagiaires reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding hebben gevolgd in hun herkomstland. Voorts dient uit een door de desbetreffende onderwijsinstelling afgegeven verklaring te blijken dat de stage een noodzakelijk onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma. Tevens dient een gefaseerd stageprogramma te worden overgelegd, afgegeven door de onderwijsinstelling, waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is.

  7. Volgens het gestelde onder 9 in de UWV Beleidsregels uitvoering WAV (de Beleidsregels UWV), getiteld "Stagiairs", is het niveau van de opleiding mede bepalend voor de duur van de stage in Nederland. De in het stageprogramma opgenomen leerdoelen dienen in overeenstemming met het opleidingsniveau te zijn. Het gefaseerde stageprogramma dient te omschrijven welke werkzaamheden de stagiair zal gaan verrichten en binnen welk tijdsbestek deze dienen te worden voltooid. De inhoud van de stage moet zodanig zijn omschreven zodat kan worden beoordeeld of de stage past bij het niveau van de opleiding. Voor ongeschoolde dan wel laaggeschoolde arbeid op VBO-niveau geldt dat het volgen van een stage in Nederland in zijn algemeenheid niet noodzakelijk is voor het voltooien van de opleiding. Daarvoor zal in de regel geen tewerkstellingsvergunning worden verleend, tenzij die noodzaak voor het voltooien van de opleiding voldoende aannemelijk wordt gemaakt. Voor stages op MBO-niveau geldt dat de duur van de stage in de regel niet langer is dan 6 maanden, zodat hiervoor een tewerkstellingsvergunning voor ten hoogste 6 maanden wordt verleend.

  8. De door eiseres aangevoerde beroepsgronden zijn te herleiden tot acht thema’s. De rechtbank zal de beroepsgronden bespreken aan de hand van deze thema’s. Daar waar eiseres heeft verwezen naar de vreemdelingen aan de hand van de nummers als genoemd in het boeterapport, zal de rechtbank naar de vreemdelingen verwijzen aan de hand van de nummers in het primaire besluit.

    Strijd met ne bis in idem-beginsel

  9. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het ne bis in idem-beginsel, nu [directeur] en eiseres een transactievoorstel van het Openbaar Ministerie hebben geaccepteerd om vervolging wegens valsheid in geschrifte en mensensmokkel te voorkomen, hetgeen nauw samenhangt met de vermeende tewerkstelling van de vreemdelingen zonder tewerkstellingsvergunning, waar thans een boete voor wordt opgelegd. Eiseres heeft aangevoerd dat zij als gevolg van het opleggen van de bestuurlijke boete en gelet op het bedrag dat zij en [directeur] al hebben betaald om strafvervolging te voorkomen, tweemaal in hun vermogen worden geschaad. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2012 (LJN: AE1890).

    Eiseres verwijst verder naar artikel 5:44 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin het ne bis in idem-beginsel is gecodificeerd. Volledigheidshalve wijst zij erop, onder verwijzing naar de uitspraak van rechtbank Arnhem van 9 november 2010 (LJN: BO7267), dat ook voor de periode van vòòr codificatie van dat artikel (1 juli 2009) geen boete opgelegd kan worden, nu kennelijk was besloten de vermeende overtreding strafrechtelijk af te doen.

  10. De rechtbank overweegt dat in het strafrecht vervolging heeft plaatsgevonden op grond van artikel 197 en 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). In de thans ter beoordeling voorliggende bestuursrechtelijke procedure is overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav aan de orde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft bij uitspraak van 4 mei 2010 (LJN: BM3258) overwogen dat het verbod van artikel 2 van de Wav niet altijd en zonder meer samenvalt met de gedraging waarop 197 Sr ziet. Overtreding van de Wav is ook mogelijk zonder dat het Sr wordt overtreden. De doelstelling van de Wav is ook een andere dan die van het Sr. Van dubbele bestraffing is volgens de ABRvS dan ook geen sprake. De rechtbank ziet in dit geval geen reden om hierover anders te oordelen. De vergelijking met de uitspraak van de rechtbank Arnhem waar eiseres naar verwijst gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op, nu dit een geheel ander feitencomplex en andere regelgeving betreft. De beroepsgrond faalt derhalve.

  11. Over het beroep van eiseres op artikel 5:44 van de Awb overweegt de rechtbank dat dit artikel op 1 juli 2009, derhalve na de beboetbare feiten op 4 en 5 maart 2009, in werking is getreden. Daarmee kan dit artikel niet zien op de beboetbare feiten. De rechtbank merkt nog op dat zelfs als dit artikel van toepassing zou zijn op deze feiten dit uitsluitend een codificatie inhoudt van het hiervoor besproken ne bis in idem-beginsel. Om dezelfde reden als hierboven genoemd, kan die beroepsgrond dan ook niet slagen.

    Geen boete, maar intrekking van de tewerkstellingsvergunningen

  12. Eiseres heeft aangevoerd dat niet het opleggen van een bestuurlijke boete, maar intrekking van de tewerkstellingsvergunningen de geëigende en meest logische maatregel was geweest. Nu intrekking van de tewerkstellingsvergunningen op grond van artikel 12 van de Wav de aangewezen weg was, stond het verweerder niet vrij om in plaats daarvan op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wav een bestuurlijke boete op te leggen. Nu alle...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT