Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 16 de Abril de 2009

Datum uitspraak16 de Abril de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

06/6125 AKW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2006, 04/6623 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).

Datum uitspraak: 16 april 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. M. Kaouass, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

    De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2009. Namens appellant is daarbij verschenen mr. Kaouass, voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Appellant, in het bezit van de Marokkaanse nationaliteit, heeft in Nederland gewerkt en heeft vervolgens in de periode van 2 januari 1991 tot 2 januari 1992 een uitkering ingevolge de Ziektewet ontvangen. In 1992 is hij geremigreerd naar Marokko. Vervolgens heeft hij verzocht om in aanmerking gebracht te worden voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).

    1.2. Appellant heeft tot het tweede kwartaal in 1992 kinderbijslag ontvangen ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Na de beëindiging van de betaling van kinderbijslag heeft appellant in 1993 en 1997 verzocht om weer in aanmerking te worden gebracht voor kinderbijslag. De Svb heeft op die verzoeken afwijzend beslist, omdat appellant toen niet verzekerd was krachtens de AKW. In 1993 heeft de Svb van het GAK vernomen dat nog een onderzoek liep naar de aanspraak van appellant op een WAO-uitkering.

    1.3. Op 7 mei 2003 heeft appellant de Svb verzocht om herziening van het recht op kinderbijslag, omdat inmiddels een WAO-uitkering aan hem was toegekend gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van meer dan 35% en hij dus vanaf 1992 weer verzekerd was krachtens de AKW. Bij besluit van 12 juli 2004 heeft de Svb met ingang van het tweede kwartaal van 1998 kinderbijslag aan appellant toegekend voor zijn kinderen.

    1.4. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij hij heeft aangevoerd dat hij al vanaf 1992 aanvragen om kinderbijslag heeft ingediend. Hij heeft verzocht om toekenning van kinderbijslag vanaf 1992.

    1.5. Bij beslissing op bezwaar van 18 november 2004 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.

    1. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

    2. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat hij de Svb al in het tweede kwartaal van 1992 op de hoogte heeft gebracht van zijn mogelijke aanspraken op een WAO-uitkering. Appellant stelt dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn op grond waarvan het recht op kinderbijslag met slechts vijf jaar terugwerkende kracht kan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT