Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 5 de Junio de 2009

Datum uitspraak 5 de Junio de 2009
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/2369 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2007, 06/2384 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 5 juni 2009

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. B.F. Desloover, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Desloover voornoemd en het Uwv door F. Meyer.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding het Uwv in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder het Uwv tevens verstaan het Lisv dan wel de rechtsvoorganger, in dit geval het bestuur van de Bedrijfsvereniging voor Bank- en Verzekeringswezen Groothandel en Vrije Beroepen.

    1.2. Appellant is in 1989 vanuit Marokko naar Nederland gekomen, waar hij is gaan werken als productiemedewerker. Appellant heeft zich op 27 januari 1992 ziekgemeld. Aan hem is toestemming verleend voor vakantie in Marokko van 1 februari 1992 tot 26 februari 1992. Appellant diende zich op 26 februari 1992 te melden op het spreekuur van de verzekeringsarts. Appellant is niet naar Nederland teruggekeerd, maar heeft zich gemeld bij het controleorgaan in Marokko. Daarop heeft het Uwv bij beslissing van 4 juni 1992 de uitkering ingevolge de Ziektewet per 26 februari 1992 beëindigd. Tegen deze beslissing heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.

    1.3. In maart 1996 heeft de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) het Uwv een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering ten behoeve van appellant doen toekomen. Na medisch onderzoek door de CNSS is rapport uitgebracht door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Vervolgens is appellant opgeroepen voor onderzoek in Nederland. Appellant heeft daarop medegedeeld wegens rugklachten niet naar Nederland te kunnen reizen. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een verklaring overgelegd van zijn behandelend arts dr. A. Rafie.

    1.4. Bij besluit van 22 november 1999 heeft het Uwv, onder verwijzing naar artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), appellant onder toepassing van artikel 25, in verbinding met artikel 23, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) een uitkering ingevolge de WAO geweigerd. Bij besluit van 18 februari 2000 heeft het Uwv appellants bezwaar daartegen gegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat appellant bij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT