Beschikking van de Minister van Justitie van 8 januari 2008, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2008

Beschikking van de Minister van Justitie van 8 januari 2008, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2008

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel III van het besluit van 20 december 2007, Stb. 574;Besluit:

de tekst van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2008, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.’s-Gravenhage, 8 januari 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de vijftiende januari 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

TEKST VAN HET UITVOERINGSBESLUIT BELASTINGEN OP MILIEUGRONDSLAG, ZOALS DEZE LUIDT MET INGANG VAN 1 JANUARI 2008

HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN Artículo 1
Artikel 1
  1. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 6, derde lid, 20, derde lid, 22, tweede lid, 27, vierde lid, 28, derde lid, 33, derde en vierde lid, 35, tweede lid, 44, vierde lid, 45, derde lid, 54, vijfde lid, 59, zesde lid, 64, vijfde lid, 66, tweede lid, 67, derde lid, 68, derde lid, 69, achtste lid, 70, vierde lid, en 93, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag.2. In dit besluit wordt verstaan onder de wet: de Wet belastingen op milieugrondslag.

HOOFDSTUK II GRONDWATERBELASTING Artículo 2
Artikel 2
  1. Ter vaststelling van de hoeveelheid onttrokken grondwater en van de hoeveelheid geïnfiltreerd water is de houder van een inrichting gehouden deze hoeveelheden te meten met behulp van watermeters.2. Het eerste lid is niet van toepassing in die gevallen waarin met toepassing van artikel 11, tweede en derde lid, van de wet geen verplichting bestaat tot het voeren van een administratie.3. De watermeters, bedoeld in het eerste lid, zijn zodanig nauwkeurig dat het meetresultaat in enig kwartaal niet meer dan vijf procent afwijkt van de werkelijk onttrokken hoeveelheid grondwater dan wel van de werkelijk geïnfiltreerde hoeveelheid water.4. In afwijking van het derde lid geldt voor onttrekkingen voor doeleinden als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet dat het meetresultaat in enig kwartaal niet meer dan tien procent mag afwijken van de werkelijk onttrokken hoeveelheid grondwater dan wel van de werkelijk geïnfiltreerde hoeveelheid water.5. Op verzoek van de houder van een inrichting kan de inspecteur onder nader te stellen voorwaarden toestaan dat plaatsing van watermeters achterwege blijft, indien om technische dan wel financiële redenen niet in redelijkheid plaatsing hiervan kan worden gevergd en op een andere wijze tot een aanvaardbare vaststelling van de hoeveelheid onttrokken grondwater dan wel van de hoeveelheid geïnfiltreerd water kan worden gekomen.

HOOFDSTUK III BELASTING OP LEIDINGWATER Artículo 3
Artikel 3
  1. Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet kan worden gedaan na afloop van elke kalendermaand waarin recht op teruggaaf is ontstaan, en dient uiterlijk te worden gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode van twaalf maanden.2. Teruggaaf wordt alleen verleend indien de eindfacturen worden overgelegd.

HOOFDSTUK IV AFVALSTOFFENBELASTING Artículos 4 a 11
Artikel 4

Voor de toepassing van artikel 22, tweede lid, van de wet, wordt de toepassing van stoffen, preparaten of andere producten binnen een inrichting waar afvalstoffen worden gestort, geacht hetzij verband te houden met de bedrijfsvoering van de inrichting, hetzij deel uit te maken van het bedrijfsproces dat leidt tot de nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen, indien de stoffen, preparaten of andere producten in de inrichting dienen voor dan wel bestaan uit:

  1. materiaal voor het realiseren en onderhouden van een afrastering;

  2. materiaal voor het realiseren van de onderafdichtingsconstructie, de geohydrologische maatregelen en het controlesysteem zoals verlangd in het Stortbesluit bodembescherming, de Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land, dan wel de Richtlijnen voor baggerspeciestortplaatsen in het beleidsstandpunt «Verwijdering baggerspecie» (kamerstukken II 1993/94, 23 450, nr. 1);

  3. materiaal voor het realiseren van de bovenafdichtingsconstructie zoals verlangd in het Stortbesluit bodembescherming, de Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land, dan wel de Richtlijnen voor baggerspeciestortplaatsen in het beleidsstandpunt «Verwijdering baggerspecie» (kamerstukken II 1993/94, 23 450, nr. 1);

  4. (riool)buizen voor de opvang en afvoer van percolaat en neerslag en materiaal voor installaties voor de behandeling van percolaat en neerslag;

  5. verzamelleidingen voor de opvang en afvoer van stortgas in de egalisatie- of steunlaag en materiaal voor installaties voor de behandeling van stortgas;

  6. het realiseren en in werking houden van nutsvoorzieningen;

  7. het realiseren en in werking houden van installaties voor het be- of verwerken van afvalstoffen;

  8. het operationeel houden van kantoren, van de controle- en registratieposten, van een laboratorium, van werkplaatsen, van het aanwezige rollende materieel en van de wasplaats;

  9. materiaal voor het realiseren en in stand houden van bouwwerken;

  10. materiaal voor het realiseren en in stand houden van een terreinverharding buiten het deel van de stortplaats, al dan niet in compartimenten onderverdeeld, waar tussen een onderafdichtings- en een bovenafdichtingsconstructie, als verlangd in het Stortbesluit bodembescherming, in de Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land, dan wel in de Richtlijnen voor baggerspeciestortplaatsen in het beleidsstandpunt «Verwijdering baggerspecie» (kamerstukken II 1993/94, 23 450, nr. 1), afvalstoffen worden gestort (stortlichaam);

  11. ongediertebestrijding;

  12. bouwstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, die voorzien zijn van een overeenkomstig bij of krachtens dat besluit gestelde regels afgegeven erkende kwaliteitsverklaring, partijkeuring of fabrikant-eigenverklaring waaruit blijkt dat zij voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 28, eerste lid, of artikel 30, eerste lid, van dat besluit en die worden toegepast in een voorziening, die op grond van de voor de inrichting verleende vergunning, bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, binnen de inrichting is aangebracht;

  13. grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, die voorzien is van een overeenkomstig bij of krachtens dat besluit gestelde regels afgegeven erkende kwaliteitsverklaring, partijkeuring of fabrikanteigenverklaring waaruit blijkt dat de kwaliteit van de grond de maximale waarde voor de bodemfunctieklasse industrie, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van dat besluit, niet overschrijdt en die wordt toegepast in een voorziening, die op grond van de voor de inrichting verleende vergunning, bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, binnen de inrichting is aangebracht.

Artikel 5
  1. Het tarief, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet, is op de afvalstoffen, bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel c, van de wet, slechts van toepassing indien aan de artikelen 6 tot en met 9 wordt voldaan.2. De volumieke massa van de aangevoerde afvalstoffen wordt bepaald door het gewicht van de afvalstoffen te delen door de met het registratienummer van de container, kipwagen of het vaartuig corresponderende inhoud.

Artikel 6

Voor de toepassing van artikel 5 worden de afvalstoffen niet geperst aangeleverd.

Artikel 7
  1. De afvalstoffen, bedoeld in artikel 5, worden aangevoerd in een container, een kipwagen, een vaartuig of in een big bag waarvan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT