Belastingplan 2015

Wet van 17 december 2014 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor het jaar 2015 en volgende wenselijk is een aantal fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit het regeerakkoord, de Begrotingsafspraken 2014 en de koopkrachtbesluitvorming en dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2015 wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen of technische reparaties aan te brengen die niet later dan 1 januari 2015 in werking moeten treden; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «afdeling 7.2» vervangen door: de afdelingen 7.2 en 7.5. 2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «afdeling 7.3» vervangen door: de afdelingen 7.3 en 7.5. 3. In het derde lid, onderdeel b, wordt «afdeling 7.4» vervangen door: de afdelingen 7.4 en 7.5. BIn artikel 2.7, eerste lid, tweede volzin, wordt «, dan wel gedurende het kalenderjaar vanaf hun geboorte of tot aan hun overlijden,» vervangen door: of een gedeelte daarvan. CIn artikel 2.10, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.822

5,35%

€ 19.822

€ 33.589

€ 1.060

10,85%

€ 33.589

€ 57.585

€ 2.553

42,00%

€ 57.585

€ 12.631

52,00%DIn artikel 2.10, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.822

8,35%

€ 19.822

€ 33.589

€ 1.655

13,85%

€ 33.589

€ 57.585

€ 3.561

42,00%

€ 57.585

€ 13.639

52,00%EIn artikel 2.10a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.822

5,35%

€ 19.822

€ 33.857

€ 1.060

10,85%

€ 33.857

€ 57.585

€ 2.582

42,00%

€ 57.585

€ 12.547

52,00%FIn artikel 2.10a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.822

8,35%

€ 19.822

€ 33.857

€ 1.655

13,85%

€ 33.857

€ 57.585

€ 3.598

42,00%

€ 57.585

€ 13.563

52,00%GArtikel 3.14 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden: c. geldboeten opgelegd door een strafrechter en geldsommen betaald aan een staat of een onderdeel daarvan ter voorkoming van strafvervolging of ter voldoening aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten en daarmee vergelijkbare buitenlandse boeten, geldboeten opgelegd op basis van bij wet geregeld tuchtrecht, geldboeten opgelegd door een instelling van de Europese Unie, alsmede kosten als bedoeld in artikel 234, vijfde lid, en artikel 235, derde lid, van de Gemeentewet;. 2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot derde tot en met zesde lid. HIn artikel 3.109 wordt «Artikel 3.14, zevende lid, en» vervangen door: Artikel 3.14, zesde lid, en artikel. HaIn artikel 3.120a, eerste lid, wordt «tien» vervangen door: vijftien. IAan artikel 3.133 wordt een lid toegevoegd, luidende: 9. Bij een gehele of gedeeltelijke afkoop van een aanspraak op lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 of artikel 3.126a vindt het eerste lid geen toepassing indien: a. de verzekeringnemer dan wel, indien deze is overleden, de gerechtigde tot de aanspraak langdurig arbeidsongeschikt is en voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden ter zake van deze arbeidsongeschiktheid; b. de verzekeringnemer dan wel, indien deze is overleden, de gerechtigde tot de aanspraak op het moment van afkoop nog niet de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt; en c. het gezamenlijke bedrag van hetgeen ter zake van dergelijke afkopen in het kalenderjaar wordt ontvangen niet meer bedraagt dan € 40 000, dan wel, indien dat hoger is, niet meer dan het gemiddelde van de premiegrondslag, bedoeld in artikel 3.127, derde lid, vermeerderd met het in dat lid als laatste vermelde bedrag, van het kalenderjaar en het voorafgaande kalenderjaar.

Hetgeen wordt ontvangen ter zake van een afkoop als bedoeld in de eerste volzin, wordt als een termijn van lijfrente aangemerkt. JIn artikel 3.150, zesde lid, wordt «binnenlands belastingplichtige» vervangen door: binnenlandse belastingplichtige of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8. KIn artikel 4.49, vierde lid, wordt «binnenlands belastingplichtig» vervangen door: binnenlandse belastingplichtige of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8. LIn artikel 4.53, vijfde lid, wordt «binnenlands belastingplichtig» vervangen door: binnenlandse belastingplichtige of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8. MArtikel 5.16 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid, aanhef, wordt «Onder een nettolijfrente wordt verstaan» vervangen door: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een nettolijfrente verstaan. 2. In het tweede lid, onderdelen a en b, wordt «de nettofactor, bedoeld in het vijfde lid» vervangen door: de nettofactor, bedoeld in het vierde lid. 3. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid. NArtikel 5.16b wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Daarbij kunnen mede regels worden gesteld met betrekking tot de vermindering van de uitkomst van de berekening, bedoeld in de eerste volzin, bij samenloop van een nettolijfrente met een nettopensioen als bedoeld in afdeling 5.3B. 2. In het tweede en vierde lid wordt «artikel 5.16, vijfde lid» vervangen door: artikel 5.16, vierde lid. 3. Het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid. OArtikel 5.16c wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot vijfde tot en met achtste lid worden na het eerste lid drie leden ingevoegd, luidende: 2. Na toepassing van het eerste lid in het voorafgaande kalenderjaar wordt tot de bezittingen gerekend een bedrag dat gelijk is aan de helft van de waarde van de aanspraak, bedoeld in het eerste lid, aan het begin van het voorafgaande kalenderjaar, vermenigvuldigd met tien. 3. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag van de belasting die is verschuldigd over het in het tweede lid genoemde bedrag, hoger is dan het totale bedrag van de belasting en de belastingrente, bedoeld in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die zouden zijn verschuldigd indien de mogelijkheid zou bestaan de in de voorafgaande jaren ingevolge artikel 5.16 genoten vrijstelling door middel van navorderingsaanslagen ongedaan te maken, wordt in afwijking van het tweede lid een bedrag tot de bezittingen gerekend ter grootte van dit totale bedrag, vermenigvuldigd met 100/1,2. Voor de toepassing van dit lid wordt voor de berekening van de verschuldigde belasting geen rekening gehouden met het heffingvrije vermogen, bedoeld in artikel 5.5, en de verhoging daarvan, bedoeld in artikel 5.6. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op een afkoop van een nettolijfrente ingeval voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 3.133, negende lid, onderdelen a en b, en het gezamenlijke bedrag van hetgeen ter zake van dergelijke afkopen in het kalenderjaar wordt ontvangen niet meer bedraagt dan een bedrag gelijk aan het gemiddelde van het gezamenlijke bedrag van de inkomensbestanddelen, bedoeld in artikel 3.127, derde lid, onderdelen a, b, c en d, van het voorafgaande kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar voor zover dat gezamenlijke bedrag het in het betreffende jaar in artikel 3.127, derde lid, eerstvermelde bedrag overschrijdt, vermenigvuldigd met de nettofactor, bedoeld in artikel 5.16, vierde lid. 2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «voor de toepassing van deze afdeling» vervangen door: voor de toepassing van deze afdeling, behoudens voor de toepassing van het tweede en derde lid. 3. In het zevende lid (nieuw) wordt «binnenlands belastingplichtige» vervangen door: binnenlandse belastingplichtige. PNa artikel 5.16c wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 5 3B VRIJSTELLING NETTOPENSIOEN Artículos 2 a 15
Artikel 5.17

Vrijstelling nettopensioen.

  1. Tot de bezittingen behoren niet aanspraken ingevolge een nettopensioenregeling. 2. In deze wet en de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT