Besluit experiment onderwijszorgarrangementen

Besluit van 8 november 2022, houdende voorschriften voor een experiment op het terrein van onderwijszorgarrangementen, met het oog op verbetering van de toegankelijkheid van het onderwijs (Besluit experiment onderwijszorgarrangementen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 27 juni 2022, nr. WJZ/33128811 (ID12955), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Gelet op artikel 172 van de Wet op de expertisecentra, artikel 180 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 9.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 8, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 september 2022, nr. W05.22.00075/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 november 2022, nr. WJZ/34193494 (ID12955), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en in de op dit besluit berustende bepalingen wordt verstaan onder:bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een school;complexe ondersteuningsbehoefte:

ondersteuningsbehoefte van een jongere op het gebied van onderwijs en zorg die zodanig complex is dat die niet kan worden ondervangen in het basis-, voortgezet, speciaal, en voortgezet speciaal onderwijs; experiment:

tijdelijke mogelijkheid om af te wijken van wetgeving op het gebied van onderwijstijd, inhoud van het onderwijs, locatie van het onderwijs en bekostiging in het onderwijs ten behoeve van jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte met het oog op de doelstelling, genoemd in artikel 2; jeugdhulpaanbieder:

jeugdhulpaanbieder als bedoeld in de Jeugdwet;onderwijszorgarrangement:

samengaan van het onderwijs en de zorg als maatwerk voor jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte; Onze Minister:

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of de Wet voortgezet onderwijs 2020; school:

school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs of de Wet voortgezet onderwijs 2020 dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede of derde volzin, van de Wet op de expertisecentra, voor zover uit ’s Rijks kas bekostigd; zorg:

zorg of jeugdhulp als bedoeld in de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of de Jeugdwet; zorgaanbieder:

zorgaanbieder als bedoeld in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg of aanbieder als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2 Doel experiment

Het doel van het experiment is te onderzoeken:a. of het experiment de toegankelijkheid van het onderwijs vergroot door een ruimer aanbod van maatwerk op het gebied van onderwijs en zorg te faciliteren; en b. welk effect het experiment heeft op leerlingen die dreigen gedurende een langere tijd te verzuimen, leerlingen die langdurig verzuimen naar school te gaan, leerplichtige jongeren die niet staan ingeschreven op een school en jongeren van wie de ouders op grond van artikel 5, onder a, van de Leerplichtwet 1969 zijn vrijgesteld van de inschrijfplicht.

Artikel 3 Afwijkingen van de wet door bevoegd gezag
  1. Het bevoegd gezag kan voor leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte met toestemming van Onze Minister, bedoeld in artikel 8, afwijken van: a. de voorschriften omtrent de onderwijstijd en onderwijsdagen, bedoeld in de artikelen 12 en 25 van de Wet op de expertisecentra, artikel 8, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs of de artikelen 2.38 en 2.39 van de Wet voortgezet onderwijs 2020; b. de voorschriften omtrent de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 13 van de Wet op de expertisecentra, artikel 9 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 2.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020; of c. de voorschriften omtrent de locatie van het onderwijs, bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra. 2. Voor zover het betreft jongeren van wie de ouders op grond van artikel 5, onder a, van de Leerplichtwet 1969 zijn vrijgesteld van de inschrijfplicht, zijn de voorschriften omtrent de zorgplicht van scholen, bedoeld in artikel 40, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 40, vierde en elfde lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 8.9, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 niet van toepassing.

Artikel 4 Afwijkingen van de wet door samenwerkingsverband
  1. Een samenwerkingsverband kan in overeenstemming met een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 3 voor leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte afwijken van de bekostigingsvoorschriften, bedoeld in: a. de artikelen 122, vijfde lid, en 124, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs, voor zover het betreft de overeenkomstige toepassing van artikel 115 van die wet; of b. artikel 5.40 van de Wet voortgezet onderwijs 2020. 2. Een samenwerkingsverband kan ten hoogste twee en een half procent van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 122 en 124 van de Wet op het primair onderwijs of de artikelen 5.13 en 5.15 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, aanwenden voor de financiering van kosten in een onderwijszorgarrangement die direct of indirect nodig zijn voor de uitvoering van het onderwijs of de bevordering van deelname aan het onderwijs voor leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte.

Artikel 5 Samenwerkingsovereenkomst
  1. Voor het inrichten van een onderwijszorgarrangement sluit het bevoegd gezag onderscheidenlijk het samenwerkingsverband een samenwerkingsovereenkomst met het samenwerkingsverband onderscheidenlijk het bevoegd gezag, de gemeente, het zorgkantoor of de zorgverzekeraar en de jeugdhulp- of zorgaanbieder en stelt met hen een projectplan op. 2. In de samenwerkingsovereenkomst worden in elk geval afspraken gemaakt over: a. de financiering van het onderwijs, de zorg en de kosten die verband houden met zowel onderwijs als zorg; en b. de taken en verantwoordelijkheden van de betrokkenen bij het onderwijszorgarrangement.

Artikel 6 Projectplan

Het projectplan, bedoeld in artikel 5, eerste lid, bevat ten minste:a. het doel en de visie van het onderwijszorgarrangement, waaronder in elk geval de doelgroep op wie het onderwijszorgarrangement betrekking heeft; b. de wettelijke knelpunten die worden ervaren bij het bieden van maatwerk op het gebied van onderwijs en zorg voor jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte; c. van welke wettelijke voorschriften, bedoeld in de artikelen 3 en 4, in het onderwijszorgarrangement wordt afgeweken; d. in hoeverre door afwijking van de desbetreffende wettelijke bepalingen het doel kan worden bereikt; e. een uitwerking van de wijze waarop het onderwijszorgarrangement wordt vormgegeven, waarbij in elk geval wordt ingegaan op: 1°. de organisatorische en onderwijskundige inrichting van het onderwijszorgarrangement, waaronder de betrokken docenten en zorg- of jeugdhulpverleners; 2°. de waarborgen voor de kwaliteit van het onderwijs en de zorg; 3°. de locatie van het onderwijs; 4°. de wijze van samenwerking met in ieder geval de ouders, het samenwerkingsverband, gemeenten, zorgaanbieders, jeugdhulpaanbieders, zorgverzekeraars of zorgkantoren; 5°. de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in de artikelen 41a van de Wet op de expertisecentra, 40a van de Wet op het primair onderwijs of 2.44 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, het jeugdhulpverleningsplan of het zorgplan van de jongeren en hoe de samenhang tussen de twee plannen wordt geborgd.

Artikel 7 Ontwikkelingsperspectief
  1. Onverminderd de artikelen 41a van de Wet op de expertisecentra, 40a van de Wet op het primair onderwijs of 2.44 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt in het ontwikkelingsperspectief opgenomen: a. de verwachte duur van het onderwijszorgarrangement voor de leerling; b. indien van toepassing: hoe de overgang naar het basis-, voortgezet, speciaal, en voortgezet speciaal onderwijs wordt vormgegeven; c. indien afwijking van toepassing is: hoeveel uren onderwijs de leerling zal ontvangen. 2. Het in het eerste lid bedoelde deel van het ontwikkelingsperspectief wordt vastgesteld in overeenstemming met de ouders en de leerling. 3. Het ontwikkelingsperspectief wordt in ieder geval bij aanvang en na afloop van de deelname aan het onderwijszorgarrangement geëvalueerd met de ouders en de leerling.

Artikel 8 Toestemming deelname aan het experiment
  1. Onze Minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag of het samenwerkingsverband toestemming verlenen om deel te nemen aan het experiment. 2. Het bevoegd gezag van de school of het bestuur van het samenwerkingsverband overlegt bij de aanvraag: a. de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 5; b. het projectplan, bedoeld in artikel 6; en c. de adviezen van de medezeggenschapsraad van de school en de medezeggenschapsraad van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT