Wet op de expertisecentra

Abbreviated LabelWEC
Subject MatterOnderwijsrecht
CourtOnderwijs, Cultuur en Wetenschap

Geldend van 01-04-2020 t/m heden

Wet van 15 december 1982, houdende Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van een ononderbroken ontwikkeling van de kinderen voor wie vaststaat dat overwegend een orthopedagogische en orthodidactische benadering aangewezen is, gewenst is wettelijke voorzieningen voor het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel I. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet wordt verstaan onder:

Onze Minister:

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

inspectie of inspecteur:

de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht, voor zover belast met taken op het gebied van het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs;

school:

een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder f, h, j, k, m of n, dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede of derde volzin, tenzij het tegendeel blijkt;

basisschool:

een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

speciale school voor basisonderwijs:

een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

school voor voortgezet onderwijs:

een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

instelling:

instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, en instelling, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, derde volzin;

openbare school:

  • a. een door een of meer gemeenten, al dan niet te zamen met een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid in stand gehouden school;

  • b. een door een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 50 in stand gehouden school; dan wel

  • c. een door een stichting als bedoeld in artikel 28 of artikel 51 in stand gehouden school;

bijzondere school:

door een natuurlijk persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, niet zijnde een stichting als bedoeld in artikel 51, in stand gehouden school;

openbare rechtspersoon:

een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld als bedoeld in artikel 50;

bevoegd gezag van volgens deze wet bekostigde scholen voor wat betreft:

  • a. een openbare school:

    • 1°. het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen;

    • 2°. het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan;

    • 3°. de openbare rechtspersoon, bedoeld in artikel 50; dan wel

    • 4°. de stichting, bedoeld in artikel 28 of artikel 51;

  • b. een bijzondere school: de rechtspersoon bedoeld in artikel 57;

  • c. een samenwerkingsschool: de stichting, bedoeld in artikel 28j;

burgerservicenummer:

burgerservicenummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

persoonsgebonden nummer:

het burgerservicenummer dan wel het door Onze Minister uitgegeven onderwijsnummer, bedoeld in artikel 42a, vierde lid;

ouders:

ouders, voogden of verzorgers;

schooljaar:

het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend;

personeel:

  • a. de benoemde directeur, het personeel benoemd in een functie voor het geven van onderwijs, het personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs, het personeel dat is benoemd voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van meer dan een school of meer dan een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, waaronder begrepen de leden van het bestuur van die scholen die zijn benoemd door een raad van toezicht als bedoeld in artikel 28i, derde lid, voor zover die leden mede zijn benoemd op basis van een arbeidsovereenkomst;

  • b. het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld, tenzij het betreft de toepassing van de artikelen 33, 33a, 34, 34a, eerste lid, 38, 55, 69, 132 en 133, voor zover niet anders is bepaald, en de toepassing van daarmee verband houdende wettelijke bepalingen;

schoolplan:

een schoolplan als bedoeld in artikel 21. Onder schoolplan wordt tevens verstaan instellingsplan, tenzij het tegendeel blijkt;

schoolbegeleiding:

activiteiten ten behoeve van de schoolorganisatie of het onderwijs aan een school die dienen tot begeleiding, ontwikkeling, advisering, informatieverstrekking en evaluatie, alsmede activiteiten tot bevordering van een optimale schoolloopbaan van leerlingen;

meldingsregister relatief verzuim:

meldingsregister relatief verzuim als bedoeld in artikel 24h van de Wet op het onderwijstoezicht;

basisregister onderwijs:

basisregister onderwijs als bedoeld in artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht;

schoolondersteuningsprofiel:

een beschrijving van de voorzieningen die zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven;

lerarenregister:

lerarenregister als bedoeld in artikel 38b;

registervoorportaal:

registervoorportaal als bedoeld in artikel 38p;

basisgegevens:

gegevens als bedoeld in artikel 38g, eerste lid, onderdelen a tot en met d.

Artikel 2. Doelgroep; indeling (v.)s.o.
  • 1 Het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is bestemd voor kinderen voor wie vaststaat dat overwegend een orthopedagogische en orthodidactische benadering aangewezen is.

  • 2 Het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs wordt verdeeld in onderwijs aan:

    • a. dove kinderen;

    • b. slechthorende kinderen;

    • c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen;

    • d. visueel gehandicapte kinderen;

    • e. [Red: vervallen;]

    • f. lichamelijk gehandicapte kinderen;

    • g. [Red: vervallen;]

    • h. langdurig zieke kinderen

      • 1°. met een lichamelijke handicap

      • 2°. anders dan met een lichamelijke handicap;

    • i. [Red: vervallen;]

    • j. zeer moeilijk lerende kinderen;

    • k. zeer moeilijk opvoedbare kinderen;

    • l. [Red: vervallen;]

    • m. kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten;

    • n. meervoudig gehandicapte kinderen;

  • 3 Onder pedologische instituten worden verstaan instituten die een binding bezitten met een Nederlandse universiteit of de wetenschappelijke begeleiding van het onderwijs verzorgen aan scholen voor speciaal onderwijs.

  • 4 Met betrekking tot de onderwijssoorten, genoemd in het tweede lid, worden de volgende clusters onderscheiden:

    • a. cluster 1: onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap,

    • b. cluster 2: onderwijs aan dove kinderen, slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps,

    • c. cluster 3: onderwijs aan langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, lichamelijk gehandicapte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps en

    • d. cluster 4: onderwijs aan langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap, zeer moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor wat betreft het onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen voor de clusters, bedoeld in het vierde lid onder a, b of c, bepaald welke combinaties van handicaps kunnen voorkomen.

  • 6 Een krachtens het vijfde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat 4 weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens de kamer de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT