Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen

Besluit van 26 januari 2024, houdende regels inzake de uitvoering van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen alsmede vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 8 december 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5045523; Gelet op de artikelen 2, eerste en derde lid, 3, eerste lid, 9, tweede lid, onderdeel b, van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en 3b, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 januari 2024, No. W16.23.00372/II); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 26 januari 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr.5182321 Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artículo 1.1
Artikel 1.1

Definitiebepaling.

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:– aanmeldvoorziening:

een voorziening waar asielzoekers opgevangen worden ten behoeve van activiteiten/werkzaamheden in het kader van het aanmeldproces; – capaciteitsraming:

de verwachte landelijke behoefte aan opvangplaatsen waaraan in de twee volgende jaren behoefte zal zijn, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet; – duurzame opvangplaatsen:

opvangplaatsen die voor minimaal vijf jaar beschikbaar zijn;– opvangplaatsen van bijzondere aard:

alle opvangplaatsen waarbij een bijzondere vorm van begeleiding en opvang noodzakelijk is vanwege de individuele kenmerken van de asielzoeker of de fase van het asiel- of vertrekproces; – uitkering:

de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet, voor duurzame opvangplaatsen op grond van artikel 9, tweede lid, onder b, van de wet; – wet:

Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.

HOOFDSTUK 2 RAMING EN VERDELING
Artikel 2.1

Capaciteitsraming, provinciale opvangopgaven en indicatieve verdelingen per gemeente.

  1. Onze Minister stelt op basis van de Meerjaren Productie Prognose en het capaciteitsbesluit van het COA vast wat de capaciteitsraming is. Deze capaciteitsraming gaat uit van de verwachte behoefte aan opvangplaatsen voor asielzoekers in een bij ministeriële regeling te bepalen periode of op een in zodanige regeling te bepalen datum. 2. De provinciale opvangopgave is de optelsom van de indicatieve verdelingen per gemeente in de provincie. 3. De indicatieve verdeling per gemeente is de uitkomst, rekenkundig afgerond op een geheel getal, van de volgende formulereeks:

(SES-WOA + 1)*iG/In = Wf

BO*Wf/TWf = Iv

in welke formule voorstelt:a. SES-WOA: weergave van de sociaaleconomische status op gemeenteniveau (SESWOA-score per gemeente van het Centraal Bureau voor de Statistiek; b. BO: de door Onze Minister van Justitie en Veiligheid vastgestelde behoefte aan opvangplaatsen bedoeld in het eerste lid; c. iG: het aantal inwoners van de gemeente volgens de meest recente door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers; d. In: het aantal inwoners van Nederland volgens de meest recente door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers; e. Wf: de wegingsfactor per gemeente; f. TWf: de totale wegingsfactor die wordt berekend door alle wegingsfactors van de gemeenten (Wf) bij elkaar op te tellen; g. Iv: de indicatieve verdeling per gemeente, bedoeld in artikel 3 van de wet. 4. Onze Minister maakt de capaciteitsraming, de provinciale opvangopgaven en de indicatieve verdelingen per gemeente voor 1 februari bekend door middel van een publicatie in de Staatscourant.

Artikel 2.2

Opvangplaatsen van bijzondere aard.

  1. Onze Minister neemt in de indicatieve verdeling per gemeente op hoeveel van de aan te bieden opvangplaatsen geschikt moeten zijn voor de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De totale geraamde landelijke behoefte aan opvangplaatsen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt indicatief over de gemeenten verdeeld op basis van de verdeling als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, waarbij BO in de formule de totale geraamde landelijke behoefte aan opvangplaatsen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen voorstelt. De provinciale opvangopgave van alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 2.1, tweede lid. 2. Onze Minister kan uitsluitend in de provinciale opvangopgave opnemen dat wordt voorzien in een aanmeldvoorziening, indien acht is geslagen op een evenwichtige spreiding over het grondgebied van Nederland door rekening te houden met de omvang van de in artikel 2.1, tweede lid, bedoelde provinciale opvangopgaven. 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de verdeling van opvangplaatsen van bijzondere aard.

HOOFDSTUK 3 VOORWAARDEN DUURZAME OPVANGPLAATSEN

Artikel 3.1

Minimale omvang duurzame opvangvoorzieningen.

  1. Voor duurzame reguliere opvangvoorzieningen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de wet geldt een minimale omvang van honderd opvangplaatsen. Deze opvangplaatsen mogen verspreid worden over meerdere opvangvoorzieningen binnen de gemeente. 2. Voor duurzame bijzondere opvangvoorzieningen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de wet geldt een minimale omvang van zestien opvangplaatsen. Deze opvangplaatsen mogen verspreid worden over meerdere opvangvoorzieningen binnen de gemeente.

Artikel 3.2

Vereisten ten behoeve van de uitkering voor duurzame opvangplaatsen.

  1. Gemeenten kunnen in aanmerking komen voor een uitkering voor duurzame opvangplaatsen voor zover het aantal opvangplaatsen hoger is dan een bij ministeriële regeling te bepalen aantal. 2. Bij ministeriële regeling wordt de hoogte van de uitkering bepaald.

HOOFDSTUK 4 EXPLOITATIE VAN EEN OPVANGVOORZIENING DOOR OF ONDER DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN HET COLLEGE
Artikel 4.1

Voorwaarden exploitatie.

  1. Het college kan een opvangvoorziening exploiteren wanneer kan worden voorzien in de materiële en immateriële opvang van asielzoekers. 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van: a. de materiële en immateriële opvang, bedoeld in het eerste lid; b. het uitsluiten van exploitatie, bedoeld in het eerste lid, van bepaalde opvangvoorzieningen met opvangplaatsen van bijzondere aard; c. het faciliteren van de taken die voortvloeien uit de Vreemdelingenwet 2000, de Wet Centraal orgaan opvang asielzoekers of uit Unierechtelijke verplichtingen; of d. de inzet van derde partijen.

HOOFDSTUK 5 WIJZIGING AMBTSINSTRUCTIE COMMISSARIS VAN DE KONING
Artikel 5.1

Wijziging ambtsinstructie commissaris van de Koning.

De Ambtsinstructie van de commissaris van de Koning wordt als volgt gewijzigd:Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd:

Artikel 9

a.

De commissaris roept de overleggen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen met redelijke tussenpozen bijeen.

HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artículo 2
Artikel 6.1

Inwerkingtreding.

De Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 5.1 van dit besluit, dat twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst in werking treedt.

Artikel 6.2

Citeertitel.

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 26 januari 2024Willem-AlexanderDe Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Uitgegeven de dertigste januari 2024 De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

  1. Algemeen deel

Met de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (hierna: de wet) is beoogd een verandering te brengen in de huidige situatie waarin het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: COA) afhankelijk is van de vrijwillige medewerking van gemeenten om opvang voor asielzoekers in Nederland mogelijk te maken. In lijn met de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen (hierna: Uitvoeringsagenda)1 die in mei 2020 is vastgesteld aan de Landelijke Regietafel Migratie, is met de wet ingezet op voldoende duurzame flexibele opvangcapaciteit om mee te kunnen bewegen met schommelingen in instroom en bezetting. Onder meer door het opbouwen en aanhouden van een in het kader van deze wet zogeheten «vaste voorraad» – duurzame opvangplaatsen beschikbaar voor vijf jaar of langer – moeten schommelingen in instroom en bezetting in de toekomst beter worden opgevangen. Het wetsvoorstel creëert derhalve een nieuwe systematiek met een tweejaarlijkse wetscyclus van raming, overleg, verdeling, en uitvoering (realisatie). Uitgegaan wordt van solidariteit tussen gemeenten, een meer evenwichtige spreiding over het land, het zoveel mogelijk vrijwillig ter beschikking stellen van opvangplaatsen door gemeenten en het voorkomen van (crisis)noodopvang. Het doel is om te komen tot een duurzaam en stabiel opvanglandschap met voldoende opvangplaatsen voor de aan het vraagstuk inherente wisselende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT