Besluit processtukken in strafzaken

Besluit van 15 december 2011, houdende regels inzake het procesdossier en de kennisneming en de verstrekking van afschriften van processtukken gedurende het voorbereidende onderzoek (Besluit processtukken in strafzaken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 21 september 2011, nr. 5710255/11/6;Gelet op de artikelen 32, vijfde lid, 51b, vijfde lid, 149a, derde lid, en 257b van het Wetboek van Strafvordering en artikel 11 van de Wet op de rechterlijke organisatie; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 31 oktober 2011, nr. W03.11.0401/II);Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 8 december 2011, nr. 5711609/11/6;Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Definitiebepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:a. de wet:

het Wetboek van Strafvordering;b. processtukken:

stukken als bedoeld in artikel 149a, tweede lid, van de wet;c. procesdossier:

verzameling van processtukken die tijdens het opsporingsonderzoek aan het dossier zijn of worden toegevoegd.

Paragraaf 2. Procesdossier tijdens het opsporingsonderzoek

Artikel 2
  1. Tijdens het opsporingsonderzoek draagt het openbaar ministerie zorg voor een, naar de stand van het onderzoek, zo volledig mogelijk procesdossier. 2. Het procesdossier wordt eenvormig ingericht. 3. Elk procesdossier bevat een inhoudsopgave, tenzij het dossier, gelet op de aard van de zaak, bestaat uit slechts enkele stukken. Uit de inhoudsopgave blijkt welk processtuk op welk tijdstip is gevoegd of na voeging uit het procesdossier is gehaald.

Artikel 3
  1. Indien het procesdossier een strafzaak betreft van een misdrijf dat met zes jaar gevangenisstraf of meer is bedreigd, draagt het openbaar ministerie ervoor zorg dat uiterlijk op het tijdstip waarop de dagvaarding ter terechtzitting in eerste aanleg is betekend, een proces-verbaal houdende een chronologisch verslag betreffende verrichte opsporingshandelingen in die strafzaak aan de processtukken wordt toegevoegd. 2. Het proces-verbaal, bedoeld in het eerste lid, vermeldt voorts met betrekking tot welke opsporingshandelingen een proces-verbaal dan wel verslaglegging in andere vorm aan het procesdossier is toegevoegd. 3. Het proces-verbaal, bedoeld in het eerste lid, wordt aangevuld zodra na voeging nog opsporingshandelingen worden verricht. Dit aanvullende proces-verbaal wordt eveneens zo spoedig mogelijk gevoegd.

Paragraaf 3. Kennisneming van stukken

Artikel 4

Indien tijdens het voorbereidende onderzoek een verdachte of zijn raadsman op grond van de wet bevoegd is kennis te nemen van de processtukken dan wel van de stukken, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de wet, wordt hem daartoe de gelegenheid geboden hetzij op het parket, hetzij, indien de verdachte rechtens van zijn vrijheid is beroofd, daar waar hij zich bevindt hetzij elders.

Artikel 5
  1. Voor de gevallen waarin de processtukken zich op het parket bevinden, bepaalt het openbaar ministerie de tijden waarop inzage in de processtukken kan worden verkregen door de verdachte en zijn raadsman en door het slachtoffer en zijn advocaat of gemachtigde. 2. Het openbaar ministerie bepaalt voorts de tijden waarop inzage in stukken kan worden verkregen door de verdachte en zijn raadsman na inwilliging van een verzoek als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de wet.

Artikel 6
  1. Indien de officier van justitie dit noodzakelijk acht, wordt de kennisneming van de stukken, bedoeld in artikel 5, onder toezicht gehouden, tenzij uitsluitend de raadsman kennis neemt van de stukken. 2. De mogelijkheid tot kennisneming wordt als volgt geboden: a. van de stukken wordt het origineel dan wel een afschrift voorgelegd; b. de betrokkene kan uit de stukken aantekeningen maken; c. aan de verdachte die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, worden desgewenst de voor het maken van de aantekeningen vereiste middelen ter beschikking gesteld.

Paragraaf 4. Afschriften van processtukken

Artikel 7
  1. Aan de raadsman van de verdachte worden tijdens het voorbereidende onderzoek zo spoedig mogelijk afschriften verstrekt van processtukken waarvan de kennisneming is toegestaan. 2. Op verzoek van de verdachte of zijn raadsman worden zo spoedig mogelijk afschriften van processtukken waarvan de kennisneming is toegestaan aan hen verstrekt. Voor meer dan eenmalige verstrekking kan van de verzoeker een vergoeding worden gevraagd met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Besluit tarieven openbaarheid van bestuur. 3. De verstrekkingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschieden door degene onder wie de processtukken zich bevinden. 4. De voorgaande leden vinden geen toepassing indien op grond van artikel 32 van de wet is bepaald dat geen afschrift wordt verstrekt.

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 8

Het Besluit orde van dienst gerechten wordt als volgt gewijzigd: AArtikel 20, eerste lid, komt te luiden:1. Indien dat noodzakelijk geacht wordt door: a. de voorzitter van de kamer door wie de zaak wordt behandeld, of b. degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer door wie de zaak wordt behandeld,

wordt vanaf het tijdstip, bedoeld in artikel 33 van het Wetboek van Strafvordering, de kennisneming onder toezicht gehouden, tenzij uitsluitend de raadsman kennis neemt van de stukken. BArtikel 21 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «toegezonden» vervangen door: verstrekt. 2. Het derde lid komt als volgt te luiden: 3. De voorgaande leden vinden geen toepassing indien op grond van artikel 32 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat geen afschrift wordt verstrekt. CNa artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 21

a.

  1. Op verzoek van het slachtoffer of zijn advocaat of gemachtigde worden zo spoedig mogelijk afschriften van processtukken waarvan de kennisneming is toegestaan, aan hen verstrekt. 2. Artikel 21, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

Het Besluit Buitengewone Rechtspleging wordt als volgt gewijzigd: AIn artikel 22, eerste lid, wordt ‘artikel 154’ vervangen door: artikel 146a.BIn artikel 25 wordt «,155, 156 en 158» vervangen door: en 156.

Artikel 10

In artikel 3.2, eerste lid, van het Besluit OM-afdoening wordt «artikel 154,» telkens vervangen door: artikel 146a.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit processtukken in strafzaken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot’s-Gravenhage, 15 december 2011BeatrixDe Minister van Veiligheid en Justitie,I. W. Opstelten

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2011 De Minister van Veiligheid en Justitie,I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1 Algemeen

Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 32, vijfde lid, en 149a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd door de wet van 1 december 2011 tot wijziging van het Wetboek Strafvordering in verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen (herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken) (Stb. 2011, 601). Deze artikelen bepalen dat bij algemene maatregel van bestuur voorschriften kunnen worden gegeven over het verstrekken van afschriften en uittreksels van processtukken, over de wijze waarop de kennisneming van processtukken plaatsvindt en over de wijze waarop de processtukken worden samengesteld en ingericht. Voor zover deze regels betrekking hebben op het procesdossier dat aan de griffie is toegezonden of betrekking hebben op de ter griffie te voegen processtukken zijn zij opgenomen in de artikelen 17 tot en met 21b van het Besluit orde van dienst gerechten. Met het oog op de onderlinge samenhang tussen beide regelingen past dit besluit ook het Besluit orde van dienst gerechten aan. Het is daarom mede op artikel 11 van de Wet op de rechterlijke organisatie gebaseerd. Het besluit geeft daarnaast uitvoering aan artikel 51b, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit voorschrift bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld op welke wijze het slachtoffer kennis kan nemen van de processtukken. Tot slot wijzigt dit besluit twee algemene maatregelen van bestuur in technisch opzicht. Enkele van de in die maatregelen opgenomen verwijzingen worden in overeenstemming gebracht met vernummerde en opnieuw vastgestelde artikelen ten gevolge van de hierboven genoemde wijziging van het Wetboek van Strafvordering.

Over het ontwerp van dit besluit is advies uitgebracht door het Openbaar Ministerie (OM), de Raad van Korpschefs, de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR). Het OM en de Rvdr hebben in hun adviezen aangegeven kritisch te staan tegenover het ontwerpbesluit. De bezwaren betreffen in het bijzonder de regels met betrekking tot de dossiervorming in relatie tot de huidige werkwijze in de praktijk. Bedoelde regels, die meer aandacht voor de opbouw en de samenstelling van het dossier beogen te bevorderen, zijn evenwel nodig en wenselijk tegen de achtergrond van een aantal ontwikkelingen binnen de strafrechtspleging. Ten gevolge van deze ontwikkelingen wordt de rol van de verdediging in een vroeger stadium dan nu het geval steeds relevanter. Gewezen wordt op de nadruk op de wenselijkheid van de toepassing van snelrecht, de voorgenomen uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis en de voorbereiding van het wetsvoorstel raadsman bij het politieverhoor. Ten slotte zal het voor de verdere uitwerking van het OM-beleid ZSM, dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT