Besluit van 4 september 2017, houdende uitwerking van de voorwaarden voor de terugbetaling van het levenlanglerenkrediet gelijktijdig met een reguliere studielening

Besluit van 4 september 2017, houdende uitwerking van de voorwaarden voor de terugbetaling van het levenlanglerenkrediet gelijktijdig met een reguliere studielening

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 9 juni 2017, nr. 1115777(7102), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Gelet op de artikelen 2.2, tweede lid, 6.5a en 6.20 van de Wet studiefinanciering 2000 en artikel 6.3 van de Wet studiefinanciering BES;De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 juli 2017, nr. W05.17.0163/I);Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 augustus 20170, nr. WJZ/1216937 (7102), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING BESLUIT STUDIEFINANCIERING 2000

Het Besluit studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 3a wordt als volgt gewijzigd:1. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien de deelnemer in aanmerking komt voor het levenlanglerenkrediet wordt de tegemoetkoming toegekend in de vorm van levenlanglerenkrediet. 2. In het vierde lid wordt voor «van de wet» ingevoegd: of het levenlanglerenkrediet. BNa hoofdstuk 6 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 7 Terugbetaling levenlanglerenkrediet in geval van samenloop Artículos 2 a 18
Artikel 18 Draagkrachtbepaling
  1. Indien de debiteur naast de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet ook op een andere lening aflost, wordt voor de draagkracht uitgegaan van de hoogste draagkracht die op basis van de terugbetalingsvoorwaarden behorende bij de verschillende soorten leningen die de debiteur heeft, kan worden vastgesteld. 2. De draagkracht wordt voor elke soort lening afzonderlijk berekend, waarna de hoogste draagkracht wordt uitgedrukt in een bedrag per maand. 3. Indien de partner van de debiteur ook een debiteur is op wie hoofdstuk 6 van de wet van toepassing is, is artikel 6.14 van toepassing op de berekening van de draagkracht.

Artikel 18

a. Draagkracht verdelen over verschillende leningen.

  1. Indien de debiteur, bedoeld in artikel 6.10, tweede lid, onder c, van de wet, naast de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet ook een lening hoger onderwijs aflost en voldoende draagkracht heeft om de verschillende terugbetalingstermijnen volledig te voldoen, wordt de draagkracht als volgt verdeeld over de verschillende aflossingstermijnen: a. ten hoogste 12 procent van het inkomen tussen 84 procent en 99,99 procent van het wettelijk minimumloon wordt benut voor de aflossing van de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet; b. van het bedrag aan draagkracht dat daarna nog resteert, wordt ten hoogste 12 procent van het inkomen dat uitstijgt boven 100 procent van het wettelijk minimumloon benut voor de aflossing van beide leningen, waarbij een derde deel van dat aflossingsbedrag wordt benut voor de aflossing van de lening hoger onderwijs en twee derde deel wordt benut voor de aflossing van de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet. 2. Voor de debiteur, bedoeld in artikel 6.10, tweede lid, onder a of b, van de wet, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat: a. voor 84 procent wordt gelezen 120 procent; b. voor 99,99 procent wordt gelezen 142,99 procent; c. voor 100 procent wordt gelezen 143 procent. 3. Indien voor de debiteur, bedoeld in artikel 6.10, tweede lid, onder a, na de toepassing van het tweede lid nog een bedrag aan draagkracht resteert, kan die draagkracht worden benut voor de aflossing van de studielening van de partner.

Artikel 18

b. Volgorde van afboeken aflossingsbedragen.

Indien de berekende terugbetalingstermijn hoger is dan de op grond van artikel 18 berekende draagkracht, worden aflossingen eerst afgeboekt op de terugbetalingstermijn behorende bij de lening met de kortste resterende terugbetalingsperiode, of bij een gelijke resterende terugbetalingsperiode op de lening die is ontstaan door de toekenning van het levenlanglerenkrediet.

Artikel 18

c. Aflossingsvrije periode.

  1. Indien aan de debiteur een aflossingsvrije periode, bedoeld in de artikelen 6.7, tweede lid, 10a.5, eerste lid, van de wet of artikel 4.7, tweede lid, van de Wet studiefinanciering BES, wordt toegekend, wordt de draagkracht die is vastgesteld op grond van artikel 18 opnieuw bepaald, waarbij de draagkrachtberekening behorende bij de opgeschorte lening niet langer wordt gehanteerd. 2. Indien het eerste lid wordt toegepast, wordt de als gevolg daarvan resterende draagkracht benut voor de terugbetalingstermijn behorende bij de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet.

Artikel 18

d. Uitvoeringsregels.

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met het oog op een goede uitvoering van dit hoofdstuk.

ARTIKEL II WIJZIGING BESLUIT STUDIEFINANCIERING BES
Artikel 5

van het Besluit studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. 2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende: 2. Indien de debiteur tevens een lening uit hoofde van het levenlanglerenkrediet, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000, terugbetaalt, is hoofdstuk 7 van het Besluit studiefinanciering 2000 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de draagkracht wordt gelezen de laagst vastgestelde draagkracht, bedoeld in artikel 6.3 van de wet. 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met het oog op een goede uitvoering van het tweede lid.

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2017 ten aanzien van opleidingen in het beroepsonderwijs en met ingang van 1 september 2017 ten aanzien van opleidingen in het hoger onderwijs. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 augustus 2017, onderscheidenlijk na 1 september 2017, treedt het ten aanzien van de betreffende opleidingen in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 augustus 2017 onderscheidenlijk 1 september 2017.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnootWassenaar, 4 september 2017Willem-AlexanderDe Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Uitgegeven de veertiende september 2017 De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

  1. Algemeen

    Dit besluit wijzigt het Besluit studiefinanciering 2000 (hierna: «BSF 2000») en het Besluit studiefinanciering BES.

  2. Regels samenloop

    2.1. Inleiding

    Met de Wet studievoorschot hoger onderwijs is een nieuwe leenfaciliteit geïntroduceerd: het levenlanglerenkrediet.1 Hiermee wordt het voor studerenden tot 55 jaar mogelijk om vanaf studiejaar 2017/2018 een lening op te nemen voor de kosten van het lesgeld (mbo) of het (instellings)collegegeld (ho). Dit betekent dat er vanaf studiejaar 2017/2018 binnen de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000) twee soorten leningen bestaan voor verschillende doelgroepen, namelijk de reguliere studieleningen en het levenlanglerenkrediet.

    De verschillende reguliere studieleningen en het levenlanglerenkrediet kennen ieder verschillende leen- en terugbetaalvoorwaarden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de WSF 2000. Zo geldt voor het levenlanglerenkrediet een terugbetaaltermijn van 15 jaar en voor een lening hoger onderwijs een terugbetaaltermijn van 35 jaar. De voorwaarden voor de verschillende soorten leningen zijn dus geregeld, maar in de WSF 2000 is nog opengelaten welke regels gelden wanneer er in de terugbetalingsperiode meerdere studieleningen (van de debiteur of zijn partner), waaronder het levenlanglerenkrediet, tegelijkertijd moeten worden terugbetaald. In de WSF 2000 is geregeld dat dit bij algemene maatregel van bestuur moet worden geregeld. Wel zijn de uitgangspunten voor de samenloop tijdens de parlementaire behandeling van de Wet studievoorschot hoger onderwijs gemeld aan de Tweede Kamer.2 Deze uitgangspunten luiden als volgt: • in geval van samenloop zal de terugbetaling in beginsel tegelijk plaatsvinden; • daarbij zullen de verschillende regimes op de afzonderlijke leningen worden toegepast (bijvoorbeeld: maximaal 4% van het inkomen voor een ho-lening en maximaal 12% van het inkomen voor een mbo-lening of levenlanglerenkrediet); • de daaruit voortvloeiende bedragen worden bij elkaar opgeteld; • er hoeft echter in totaal niet meer dan 12% van het inkomen te worden afgelost;3• dit principe geldt voor de afzonderlijke terugbetaling van het levenlanglerenkrediet en wordt ook op de totale lening toegepast.

    Met deze uitgangspunten zijn de kaders voor de samenloop van verschillende studieleningen aangegeven. De precieze invulling daarvan wordt met dit besluit geregeld.

    2.2. Verschillende soorten leningen en terugbetaalvoorwaarden op hoofdlijnen

    Met de invoering van het levenlanglerenkrediet zijn er verschillende mogelijkheden voor...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT