Beschikking van de Minister van Justitie van 18 februari 2003, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 6 februari 2003, Stb. 62

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2003

64

Beschikking van de Minister van Justitie van 18 februari 2003, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 6 februari 2003, Stb. 62

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel III van de wet van 6 februari 2003, Stb. 62;

Besluit:

de tekst van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 6 februari 2003, Stb. 62, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 18 februari 2003

De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

Uitgegeven de vijfentwintigste februari 2003

De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

STB7711

ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2003 Staatsblad 2003 64 1

TEKST VAN DE BESTRIJDINGSMIDDELENWET 1962, ZOALS DEZE LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ WET VAN 6 FEBRUARI 2003, STB. 62

§ 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1
  1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. planten: levende planten en levende delen van planten met inbegrip van vers fruit en zaden; b. plantaardige produkten: van planten afkomstige produkten die geen of slechts een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, zoals malen, drogen of persen, voor zover het geen planten zijn; c. organismen: organismen van het dieren- of plantenrijk en virussen, bacteriën, mycoplasma's of andere pathogenen die schade kunnen veroorzaken of waarvan uit anderen hoofde bestrijding of afwering wenselijk is; d. stof: chemisch element of verbinding daarvan, zoals dat of zoals deze in de natuur voorkomt of industrieel wordt vervaardigd, met inbegrip van verontreinigingen die onvermijdelijk bij het fabricageproces ontstaan; e. werkzame stof: stof of micro-organisme, met inbegrip van een virus of fungus met een algemene of algemeen verkrijgbare werking als bedoeld in de onderdelen g of h, op of tegen schadelijke organismen; f. bestrijdingsmiddel: gewasbeschermingsmiddel of biocide; g. gewasbeschermingsmiddel: werkzame stof of een preparaat dat één of meer werkzame stoffen bevat, bestemd om te worden gebruikt om:

  1. planten of plantaardige produkten te beschermen tegen organismen of de werking daarvan te voorkomen;

  2. levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover niet zijnde meststoffen in de zin van de Meststoffenwet 1947 (Stb. H. 123) of van de Meststoffenwet (Stb. 1986, 598);

  3. plantaardige produkten te bewaren; 4°. ongewenste planten te doden of 5°. delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten te remmen of te voorkomen; h. biocide: werkzame stof of preparaat, welke in de vorm waarin die stof of dat preparaat aan de gebruiker wordt geleverd, een of meer werkzame stoffen bevat, en bestemd is om een schadelijk organisme te vernietigen, af te weren, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of dat organisme op andere wijze langs chemische of biologische weg te bestrijden, niet zijnde een gewasbeschermingsmiddel, en welke is opgenomen in de lijst, bedoeld in het vijfde lid; i. biocide met gering risico: biocide dat als werkzame stof uitsluitend een of meer, bij communautaire maatregel aangewezen, geen aanleiding tot bezorgheid gevende stoffen bevat; j. basisstof: bij communautaire maatregel opgenomen stof die hoofdzakelijk voor andere dan bestrijdingsdoeleinden wordt gebruikt, doch in ondergeschikte mate als biocide wordt toegepast, hetzij rechtstreeks, hetzij in een product dat bestaat uit die stof en een eenvoudig oplosmiddel, dat zelf geen tot bezorgheid aanleiding gevende stof is, en die niet rechtstreeks voor gebruik als biocide op de markt wordt gebracht; k. tot bezorgheid aanleiding gevende stof: iedere stof, met uitzondering van de werkzame stof, die als intrinsieke eigenschap heeft dat zij een schadelijk effect heeft op mensen, dieren of het milieu en die in een biocide in voldoende concentratie aanwezig is of ontstaat om een dergelijk effect te veroorzaken; I. afleveren: verkopen, te koop of in ruil aanbieden, ter beschikking stellen, schenken alsmede uitdelen;

Staatsblad 2003 64 2

m. milieu: water, bodem, lucht en wilde soorten van dieren en planten alsmede hun onderlinge relatie en hun relatie met levende organismen; n. geïntegreerde bestrijding: rationele toepassing van een combinatie van biologische, biotechnologische, chemische, mechanische en fysische bestrijding, teelt- of gewasverbeteringsmaatregelen, waarbij het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen wordt beperkt tot het strikte minimum dat noodzakelijk is om populaties van organismen onder de niveaus te houden waarbij in economisch opzicht onaanvaardbare schade of verliezen optreden; o. verpakking: omhulsel waarin een bestrijdingsmiddel aan of ten behoeve van een gebruiker wordt afgeleverd, of dat daartoe is bestemd; p. residu: een of meer van de in een bestrijdingsmiddel aanwezige stoffen, die als gevolg van het gebruik ervan achterblijven, met inbegrip van de metabolieten van die stof dan wel stoffen en de producten die bij afbraak of reactie vrijkomen; q. communautaire maatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 189 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (Trb. 1957, 91) betrekking hebbende op onderwerpen geregeld in, dan wel hun grondslag hebbende in: 1. richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Pb EG L 236); 2. richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (Pb EG L 123); r. bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie. 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

Onze betrokken Minister

: a. voor wat betreft gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van gewasbeschermingsmiddelen bestemd voor plantaardige produkten die slechts een eenvoudige bewerking hebben ondergaan: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in overeenstemming met Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; b. voor wat betreft biociden alsmede gewasbeschermingsmiddelen bestemd voor plantaardige produkten voor zover deze een eenvoudige bewerking hebben ondergaan: Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Onze Ministers

: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 3. Onze betrokken Minister kan bij regeling deze wet ten aanzien van bepaalde bestrijdingsmiddelen of groepen van bestrijdingsmiddelen buiten toepassing verklaren. 4. Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet kunnen bij algemene maatregel van bestuur: a. andere zelfstandigheden worden gelijkgesteld met de in het eerste lid

bedoelde stoffen of werkzame stoffen; b. andere bestemmingen worden gelijkgesteld met één of meer in de maatregel aan te wijzen bestemmingen, genoemd in het eerste lid, onderdelen g en h. 5. Bij ministeriële regeling wordt een lijst van soorten biociden vastgesteld met voor elke soort een indicatieve lijst van beschrijvingen. 6. Onze betrokken Minister doet mededeling in de Staatscourant van de

Staatsblad 2003 64 3

vaststelling of wijziging van een communautaire maatregel voor zover daaraan uitvoering moet worden gegeven, onder vermelding van de artikelen van deze wet waarop de betreffende communautaire maatregel betrekking heeft. Een communautaire maatregel of wijziging daarvan treedt voor de toepassing van deze wet in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, tenzij Onze betrokken Minister hiervoor een ander tijdstip heeft vastgesteld.

§ 1a. College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen

Artikel 1

a.

  1. Er is een College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen, voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet verder te noemen het college. Het college bezit rechtspersoonlijkheid. 2. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder «Onze Minister» verstaan: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 1

b.

  1. Het college is belast met: a. de uitvoering van de bij of krachtens deze wet aan hem opgedragen taken en b. andere, bij algemene maatregel van bestuur opgedragen taken, die verband houden met de onder a bedoelde taken. 2. Het college draagt zorg voor de systematische bewaking van de kwaliteit van de taakverrichting.

Artikel 1

c.

  1. Het college bestaat uit vijf leden, de voorzitter daaronder begrepen, en ten hoogste vier plaatsvervangende leden, die op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit worden benoemd en ontslagen. De benoeming vindt plaats op grond van deskundigheid op het gebied van de taken waarmee het college is belast. Geen benoeming vindt plaats van aan Onze Ministers ondergeschikte personen. 2. De leden wijzen uit hun midden een plaatsvervangend voorzitter aan. 3. De leden, de plaatsvervangers en de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT