Wet van 23 december 2009 tot aanpassing van diverse wetten ter implementatie van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376/6) (Aanpassingswet dienstenrichtlijn)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang

2009

0

616

Wet van 23 december 2009 tot aanpassing van diverse wetten ter implementatie van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376/6) (Aanpassingswet dienstenrichtlijn)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is diverse wetten aan te passen aan de Dienstenwet of te wijzigen ter implementatie van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376/6);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I
Artikel 5

van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen wordt als volgt gewijzigd:

  1. Het eerste lid komt te luiden: 1. De omvang van de schade en, voor zover nodig, de kosten wordt door een schade-expert opgenomen en neergelegd in een schaderapport.

  2. In het derde lid wordt «door of onder verantwoordelijkheid van een schade-expert als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: door een schade-expert.

ARTIKEL I

a.

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een komma, wordt aan artikel 234, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek een onderdeel toegevoegd, luidende: d. hetzij, indien er sprake is van algemene voorwaarden of bepalingen als bedoeld in artikel 230b onder 6, de voorwaarden op een van de in artikel 230c bedoelde wijzen heeft verstrekt.

Staatsblad 2009 616 1

ARTIKEL II

Aan artikel 8 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus wordt een lid toegevoegd, luidende: 3. Onze Minister beslist op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in het tweede lid, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste acht weken worden verdaagd.

ARTIKEL III

In artikel 1023, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de zinsnede «tenzij de partijen anders zijn overeengekomen» vervangen door: tenzij de partijen met het oog op de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van het scheidsgerecht anders zijn overeengekomen.

ARTIKEL III

a.

In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet «de artikelen 2.3, derde lid» vervangen door: de artikelen 2.3, vijfde lid.

ARTIKEL III

b.

De Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: verklaring omtrent het gedrag: verklaring als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt «de artikelen 17, 18, 33, 34 en 36» vervangen door: de artikelen 17, 18, 33, 34, 34a, 34b, en 36.

C

Artikel 30

komt te luiden:

Artikel 30 Uitwisseling van informatie inzake dienstverrichter
  1. Onze minister die het aangaat verstrekt aan een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland waar een migrerende beroepsbeoefenaar die in Nederland is gevestigd tijdelijk en incidenteel een dienst gaat verrichten op diens verzoek en mits het verzoek deugdelijk is gemotiveerd, voorafgaand aan een dienstverrichting informatie over de migrerende beroepsbeoefenaar inzake de rechtmatigheid van de vestiging, het goede gedrag, alsmede over het ontbreken van tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties ter zake van de beroepsuitoefening. 2. Voor de toepassing van het eerste lid, zijn de artikelen 34, tweede tot en met vierde lid, 34a en 34b van overeenkomstige toepassing.

    Staatsblad 2009 616 2

  2. Onze minister die het aangaat kan voorafgaand aan een dienstverrichting bij een bevoegde autoriteit uit een andere betrokken staat van vestiging van een dienstverrichter informatie over die dienstverrichter opvragen inzake de rechtmatigheid van de vestiging, het goede gedrag, alsmede over het ontbreken van tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties ter zake van de beroepsuitoefening, mits het verzoek om informatie deugdelijk is gemotiveerd.

    D

    Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30

a. Uitwisseling van informatie in verband met afhandeling klacht afnemer.

  1. Onze ministers die het aangaat kunnen onderling informatie opvragen over een dienstverrichter en zij verstrekken onderling informatie over een dienstverrichter voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van een klacht van een afnemer over de dienstverrichter in het kader van de beroepsuitoefening. 2. Onze minister die het aangaat verstrekt aan een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland op diens verzoek en mits het verzoek deugdelijk is gemotiveerd, informatie over een dienstver-richter voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van een klacht van een afnemer over de dienstverrichter in het kader van de beroepsuitoefening. 3. Onze minister die het aangaat kan bij een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland informatie opvragen over een dienstverrichter voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van een klacht van een afnemer over de dienstverrichter in het kader van de beroepsuitoefening en mits het verzoek om informatie deugdelijk is gemotiveerd. 4. Dit artikel geldt onverminderd het bepaalde in de artikelen 34 tot en met 34b.

E

Artikel 34

komt te luiden:

Artikel 34 Uitwisseling van informatie voor beoordeling rechtmatigheid
  1. Onze minister die het aangaat verstrekt aan een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland op diens verzoek en mits het verzoek deugdelijk is gemotiveerd, informatie over tuchtrechtelijke maatregelen, strafrechtelijke sancties of andere specifieke ernstige feiten ten aanzien van een migrerende beroepsbeoefenaar, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader van de richtlijn. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt, voor zover het strafrechtelijke sancties betreft, een verklaring omtrent het gedrag aangemerkt als informatie omtrent strafrechtelijke sancties. 3. In afwijking van artikel 33 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt een aanvraag tot het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag ten aanzien van een migrerende beroepsbeoefenaar ingediend door een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland. 4. Een aanvraag als bedoeld in het derde lid wordt, in afwijking van artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ingediend bij Onze minister van Justitie.

    Staatsblad 2009 616 3

  2. Onze minister die het aangaat kan bij een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland informatie opvragen over tuchtrechtelijke maatregelen, strafrechtelijke sancties of andere ernstige feiten ten aanzien van migrerende beroepsbeoefenaars, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader van deze wet en mits het verzoek om informatie deugdelijk is gemotiveerd.

    F

    Na artikel 34 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 34

a. Instemming migrerende beroepsbeoefenaar en vergoeding van kosten.

  1. Voor de toepassing van de artikelen 32, eerste lid, 34, 35 en 36 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als aanvrager aangemerkt de migrerende beroepsbeoefenaar ten aanzien van wie de verkla-ring omtrent het gedrag wordt gevraagd. 2. Onze minister van Justitie stelt de migrerende beroepsbeoefenaar ten aanzien van wie de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd in kennis van de aanvraag, bedoeld in artikel 34, derde lid, en vraagt zijn instemming met het in behandeling nemen van de aanvraag. 3. Indien de migrerende beroepsbeoefenaar geen instemming verleent, bericht Onze minister van Justitie dit aan de bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland die de verklaring omtrent het gedrag heeft aangevraagd. 4. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot afgifte van een verklaring omtrent het gedrag kan Onze minister van Justitie van de aanvrager, bedoeld in het eerste lid, een vergoeding van kosten verlangen. Artikel 39, tweede en vierde lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 34

b. Informeren migrerende beroepsbeoefenaar.

  1. Onze minister van Justitie informeert de migrerende beroepsbeoefenaar ten aanzien van wie de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd indien hij voornemens is de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag te weigeren. 2. Onze minister van Justitie verstrekt de verklaring omtrent het gedrag dan wel de weigering tot afgifte daarvan aan de migrerende beroepsbeoefenaar, bedoeld in het eerste lid. 3. Onze minister van Justitie stelt de bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland zo spoedig mogelijk op de hoogte van de afgifte dan wel weigering van de verklaring omtrent het gedrag. Bij de kennisgeving over de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag wordt de strekking...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT