Besluit van 16 december 2002, houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, het besluit van 4 december 1925 tot uitvoering van de artikelen 62 en 76 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Stb. 1925, 460) en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2002

640

Besluit van 16 december 2002, houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, het besluit van 4 december 1925 tot uitvoering van de artikelen 62 en 76 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Stb. 1925, 460) en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 1 juli 2002, directie Wetgeving, nr. 5173357/02/6;

Gelet op de artikelen 151a, eerste, vierde, vijfde, zesde en negende lid, 151b, vijfde lid, 195a, eerste, vierde en vijfde lid, 195b, eerste en tweede lid, en 195d, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 89, eerste lid, van de Grondwet;

De Raad van State gehoord (advies van 5 september 2002, nr. W03.02.0287/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 11 december 2002, directie Wetgeving, nr. 5201396/02/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt «37a, 37b, 38» vervangen door: 37a juncto 37b of 38.

B

Artikel 2

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Voorzover de desbetreffende persoon als veroordeelde gevraagd wordt schriftelijk toe te stemmen in het afnemen van celmateriaal als bedoeld in de vorige zin en hij in een inrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder d, van de Beginselenwet verpleging

    Staatsblad 2002 640 1

    ter beschikking gestelden of artikel 1, onder b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen verblijft of vanuit de inrichting vrijheden geniet, wijst de functionaris, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder g, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of artikel 1, onder h, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, hem op deze mogelijkheid.

  2. In het negende lid wordt «is geweest» vervangen door «is of is geweest» en wordt na «de rechter-commissaris» ingevoegd «dan wel de functionaris, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder g, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of artikel 1, onder h, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen».

    C

Artikel 4

eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. In de aanhef wordt na «een opsporingsambtenaar» ingevoegd: dan wel een persoon als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder k, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of artikel 1, onder i, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, voorzover het afnemen van het celmateriaal plaatsvindt bij een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, derde volzin.

  2. In onderdeel a wordt na «proces-verbaal opmaakt» ingevoegd: of een verklaring, indien bij het afnemen van het celmateriaal een persoon aanwezig is die geen opsporingsambtenaar is,.

D

Artikel 6

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid, onder f, wordt «geboortedatum» telkens vervangen door: geboortedatum en -plaats.

  2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een derde lid ingevoegd, dat luidt: 3. Ten aanzien van het celmateriaal van een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, derde volzin, is het eerste lid, onder b, voorzover dit betrekking heeft op het parketnummer, en het eerste lid, onder d, niet van toepassing.

E

In artikel 9 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een tweede lid ingevoegd, dat luidt: 2. Ten aanzien van het DNA-onderzoek aan het celmateriaal van een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, derde volzin, is het eerste lid niet van toepassing.

F

Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, dat luidt: 5. Indien het DNA-profiel van een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, derde volzin, overeenkomt met een ander verwerkt DNA-profiel, geeft de officier van justitie onderscheidenlijk de rechter-commissaris die persoon en de functionaris, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder g, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of artikel 1, onder h, van de Beginselenwet

Staatsblad 2002 640 2

justitiële jeugdinrichtingen, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat, schriftelijk kennis van de uitslag van het DNA-onderzoek.

G

In artikel 13, vierde lid, wordt «het celmateriaal» vervangen door «het celmateriaal, bedoeld in het tweede lid,» en wordt na «tevens» ingevoegd «het DNA-profiel dat uit het celmateriaal is verkregen,».

H

Artikel 14

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het vierde lid vervalt in onderdeel b «dan wel» en wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «, dan wel», een onderdeel toegevoegd, dat luidt: d. het bijbehorende DNA-profiel van veroordeelden ter zake van misdrijven als omschreven in het zesde lid die schriftelijk hebben toegestemd in het afnemen van celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, derde volzin.

  2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt: 6. Misdrijven als bedoeld in het vierde lid, onder d, zijn de misdrijven als omschreven in de artikelen 92 tot en met 95a, 108 tot en met 110, 115 tot en met 117, 121, 123, 124, 141, 179, 242 tot en met 247, 248a, 248b, 249, 250, eerste lid, onder 1°, en tweede lid, 250a, 252, tweede en derde lid, 256, 278, 281, eerste lid, onder 2°, 282, 282a, 285a, 285b, 287 tot en met 291, 293, 296, 300, tweede en derde lid, 301 tot en met 303, 312, 317, 385a, 385b, 385d, 395, tweede lid, onder 2° en 3°, en 396 van het Wetboek van Strafrecht.

I

Artikel 15

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het tweede lid, onder c, wordt na «de Politiewet 1993,» ingevoegd: en de militairen van de Koninklijke marechaussee, bedoeld in artikel 141, onder c, van het Wetboek van Strafvordering,.

  2. In het derde lid, wordt na «de ambtenaren van politie» ingevoegd: en de militairen van de Koninklijke marechaussee.

J

In artikel 16, tweede lid, wordt na «is in ieder geval sprake bij» ingevoegd «het voldoen aan ter voorkoming van strafvervolging gestelde voorwaarden, een beslissing tot niet-vervolging,» en wordt «37a, 37b, 38» vervangen door «37a juncto 37b of 38».

K

Artikel 18

vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. Na de eerste volzin wordt een volzin toegevoegd, die luidt: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op het DNA-profiel van een overleden slachtoffer.

  2. In de derde volzin wordt «Vernietiging» vervangen door: Vernietiging van het DNA-profiel van de onbekende persoon of het overleden slachtoffer.

    Staatsblad 2002 640 3

    1 Stb. 2001, 400, gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 415.

    2 Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 november 1994, Stb. 825.

    3 Stb. 2002, 46.

    Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Minis-terie van Justitie. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 januari 2003, nr. 9.

  3. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Het openbaar ministerie doet hem schriftelijk mededeling van de mogelijkheid een verzoek als bedoeld in de vorige zin in te dienen.

ARTIKEL II
Artikel 6

van het besluit van 4...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT