Besluit van 23 januari 1998, houdende regels inzake het kasbeheer bij het Rijk (Besluit kasbeheer 1998)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1998

53

Besluit van 23 januari 1998, houdende regels inzake het kasbeheer bij het Rijk (Besluit kasbeheer 1998)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 27 oktober 1997, nr. B97/416M, Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting, Directie Begrotingszaken, en de Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken;

Gelet op artikel 32, aanhef en onder a en c, en op artikel 34, eerste lid, van de Comptabiliteitswet;

Gezien het advies van de Algemene Rekenkamer van 12 augustus 1997, nr. 799R;

De Raad van State gehoord (advies van 24 december 1997, nr. W06.97.686);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 19 januari 1998, nr. B97/522U, Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting, Directie Begrotingszaken, en de Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1
  1. In dit besluit wordt verstaan onder: a. kasbeheer: de zorg voor: 1. de vorderingen van het Rijk (vorderingenbeheer); 2. de betalingen van het Rijk (betalingenbeheer); 3. het geld en de geldswaardige papieren bij het Rijk (geldelijk beheer). b. centrale kassen: de door Onze Minister van Financiën centraal beheerde tegoeden op door hem aangewezen rekeningen bij in Nederland gevestigde bankinstellingen. c. kassen: voorraden contante gelden en tegoeden op bankrekeningen van het Rijk. d. Onze ministers: Onze betrokken ministers, ieder voor zover het hem aangaat; e. begroting: een van de onderdelen van de begroting van het Rijk, bedoeld in artikel 1 van de Comptabiliteitswet. 2. Tot het kasbeheer worden in elk geval de volgende beheershandelingen gerekend: a. het bewaren van geld en geldswaardige papieren; b. het betaalbaar stellen van aangegane financiële verplichtingen;

Staatsblad 1998 53 1

  1. het verrichten van geldelijke betalingen; d. het invorderbaar stellen van vorderingen; e. het innen van geldelijke ontvangsten; f. het opnemen en storten van contant geld; g. het electronisch opladen en afwaarderen van contantgeldkaarten; h. het in ontvangst nemen en het afgeven van geldswaardige papieren; i. het aanwijzen van ordonnateurs, kasbeheerders en van kassiers en het intrekken van zodanige aanwijzingen; j. het administreren van de beheershandelingen, genoemd onder a tot en met i. 3. Tot geldswaardige papieren worden gerekend: a. effecten, als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995; b. cheques; c. bankpassen, creditkaarten en contantgeldkaarten; d. andere door Onze Minister van Financiën aan te wijzen papieren of stukken.

Artikel 2
  1. Onze ministers zijn belast met het kasbeheer, ieder voorzover dit beheer voortvloeit uit het beheer van de begrotingen en de rekeningen buiten begrotingsverband waarmee hij is belast. 2. Onze Minister van Financiën voert het kasbeleid van het Rijk. 3. Onze Minister van Financiën kan nadere regels stellen met betrekking tot het kasbeheer. 4. Onze Minister van Financiën kan Onze ministers aanwijzingen geven voor de wijze waarop het kasbeheer wordt gevoerd. 5. Onze Minister van Financiën draagt de zorg voor de bewaring van de aan het Rijk toebehorende en toevertrouwde effecten. 6. Onze ministers kunnen Onze Minister van Financiën verzoeken zich te belasten met de bewaring van andere geldswaardige papieren dan effecten.

Artikel 3
  1. Ten behoeve van een rechtmatig en doelmatig kasbeheer leggen Onze ministers de beschrijving van de administratieve organisatie met betrekking tot het kasbeheer vast en dragen zij zorg voor de toepassing van de in die beschrijving vastgelegde procedures. 2. In de administratieve organisatie wordt rekening gehouden met het toepassen van voldoende functiescheiding tussen in elk geval de ordonnateur en de kasbeheerder. 3. Onze ministers kunnen, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit en van de door Onze Minister van Financiën krachtens dit besluit gestelde regels, voor de onder hen ressorterende dienstonderdelen nadere regels met betrekking tot het kasbeheer stellen.

Artikel 4
  1. De ordonnateur is belast met het verlenen van de interne opdrachten tot het verrichten van de betalingen die uit de aangegane financiële verplichtingen van het Rijk voortvloeien, dan wel met het verlenen van de interne opdrachten tot het innen van de ontvangsten die uit de invorderbaar gestelde vorderingen van het Rijk voortvloeien. 2. Met betrekking tot te verrichten betalingen draagt de ordonnateur zorg voor een deugdelijke verificatie van de betalingsnoodzaak. 3. Met betrekking tot de in te stellen vorderingen draagt de ordonnateur zorg voor een deugdelijke verificatie van het recht op de vorderingen.

Staatsblad 1998 53 2

Artikel 5
  1. De kasbeheerder heeft de beschikkingsbevoegdheid over de hem door de betrokken directeur Financieel-Economische Zaken in beheer gegeven kassen en geldswaardige papieren. Uit dien hoofde verricht hij de betalingen en de ontvangsten waartoe de betrokken ordonnateur hem opdracht geeft, is hij belast met de ontvangst en de afgifte van geldswaardige papieren en bewaart hij op een zo veilig mogelijke plaats de contante gelden en de geldswaardige papieren. 2. De kasbeheerder ziet toe op de rechtmatigheid van de te verrichten betalingen en ontvangsten. Indien hij van oordeel is dat een betaling of ontvangst niet rechtmatig is, pleegt hij overleg met de ordonnateur en zo nodig met diens hoofd van dienst. Leidt dit overleg niet tot overeen-stemming, dan wordt het geschil ter beslissing voorgelegd aan de betrokken directeur Financieel-Economische Zaken. Van een dergelijk geschil blijkt in voldoende mate uit het betrokken dossier. 3. De kasbeheerder legt, met inachtneming van de door Onze betrokken minister te stellen regels, periodiek in een jaar over de door hem in die functie verrichte werkzaamheden, aan de hand van de financiële administratie verantwoording af aan het betrokken hoofd van dienst. 4. Een hoofd van dienst kan, na verkregen instemming van de betrokken directeur Financieel-Economische Zaken en van de betrokken kasbeheerder, ter ondersteuning van de kasbeheerder één of meer kassiers benoemen. 5. Een kassier volgt, met inachtneming van de geldende voorschriften, bij de uitvoering van zijn werkzaamheden de aanwijzingen van de betrokken kasbeheerder op.

Artikel 6
  1. Onze Minister van Financiën houdt per begroting één of meer rekeningen-courant aan tussen het Ministerie van Financiën en het ministerie van Onze minister die de betrokken begroting beheert. 2. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister van Financiën in overeenstemming met Onze betrokken minister besluiten tot het aanhouden van één rekening-courant voor meer dan één begroting tussen het Ministerie van Financiën en het ministerie van Onze minister die die begrotingen beheert. 3. Onze andere ministers zijn niet bevoegd tot het aanhouden van onderlinge rekeningen-courant tussen hun ministeries, tenzij Onze Minister van Financiën daaraan zijn toestemming heeft verleend.

Artikel 7
  1. Onze Minister van Financiën is bevoegd in bepaalde gevallen derden toe te staan een geldelijk tegoed aan te houden op een rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. 2. De voorwaarden die gelden voor het aanhouden van een rekeningcourant door een derde bij het Ministerie van Financiën worden per rekening-courant in een overeenkomst vastgelegd, tenzij die voorwaarden op grond van een wettelijke of een verdragsverplichting voldoende duidelijk vastliggen.

Artikel 8
  1. Onze Minister van Financiën bepaalt bij welke bankinstellingen het Rijk rekeningen kan aanhouden. 2. Onze Minister van Financiën sluit namens het Rijk de overeenkomsten met de bankinstellingen over de modaliteiten waaronder het Rijk rekeningen aanhoudt.

    Staatsblad 1998 53 3

  2. Onze ministers houden bij bankinstellingen rekeningen aan die in guldens of in euro's luiden. 4. Onze ministers hebben de instemming van Onze Minister van Financiën nodig voor: a. het aanhouden van rekeningen bij De Nederlandsche Bank NV en de NV Bank voor Nederlandse Gemeenten; b. het aanhouden van bankrekeningen die luiden in andere valuta dan in guldens of euro's.

    Aan het verlenen van zijn instemming kan Onze Minister van Financiën voorwaarden verbinden.

Artikel 9
  1. Het verrichten van geldelijke betalingen door het Rijk geschiedt door middel van een overboeking naar een bankrekening van de begunstigde, dan wel, als dat doelmatiger is, door middel van contant geld. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan Onze Minister van Financiën bepalen, in welke situaties en onder welke voorwaarden het verrichten van geldelijke betalingen is toegestaan door middel van een andere betaalwijze dan genoemd in het eerste lid. 3. Betalingen door het Rijk geschieden niet dan tegen voldoende kwijting.

Artikel 10
  1. Onze ministers bevorderen dat geldelijke ontvangsten van het Rijk zoveel mogelijk kunnen worden geïnd door middel van een overboeking naar of een storting op een bankrekening van het Rijk. 2. Onze ministers ontmoedigen het verrichten van geldelijke betalingen door derden aan het Rijk door middel van creditkaarten, cheques en contant geld, tenzij die wijzen van betalen in bepaalde situaties aantoonbaar doelmatiger zijn. 3. Ontvangen contante gelden en cheques worden zoveel mogelijk dagelijks verwerkt, zodanig dat een prompte bijboeking van de betrokken bedragen op een bankrekening van het Rijk is verzekerd. 4. Het als geldelijke betaling in ontvangst nemen van niet-geldelijke zaken is niet toegestaan. Met de instemming van Onze Minister van Financiën kan hiervan worden afgeweken.

Artikel 11

Contante gelden worden slechts tot een zodanige omvang...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT