Wet van 11 december 2000, houdende nieuwe regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning (Wet bevordering eigenwoningbezit)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2000

575

Wet van 11 december 2000, houdende nieuwe regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning (Wet bevordering eigenwoningbezit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen omtrent het aan mensen in lagere inkomensgroepen toekennen van een bijdrage ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artículos 1 a 5

§ 1. Definities

Artikel 1 Definities

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. bestaande woning: woning die al voor de eigendomsoverdracht werd bewoond; b. burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de woning is gelegen waarop de eigenwoningbijdrage of de bijzondere bijdrage, bedoeld in artikel 34, betrekking heeft; c. bijdragejaar: jaar dat begint met de eerste volle kalendermaand waarin degene die de eigenwoningbijdrage aanvraagt de woning in eigendom heeft verkregen en loopt tot en met de elfde daaropvolgende kalendermaand, en de direct daarop aansluitende jaren; d. driejaarstijdvak: aaneengesloten periode van drie bijdragejaren; e. eigenaar-bewoner: natuurlijke persoon die, alleen of gezamenlijk met een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a of b, een woning volledig in eigendom verkrijgt en daarin zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben; f. eigenwoningbijdrage: financiële bijdrage krachtens deze wet, met uitzondering van de bijzondere bijdrage, bedoeld in artikel 34;

Staatsblad 2000 575 1

g. financier: financiële instelling die de hypothecaire lening verstrekt; h. fiscaal effect: naar een maandbedrag herrekend jaarlijks terugkerend belastingvoordeel dat een huishouden met een eigen woning heeft ten opzichte van andere huishoudens, gebaseerd op aftrekbaarheid van de te betalen hypotheekrente enerzijds, en bijtelling van het huurwaardeforfait anderzijds; i. hypothecaire lening: lening of krediet in rekening-courant ter financiering van de kosten van het in eigendom verkrijgen van de woning in verband met welke een eigenwoningbijdrage wordt aangevraagd, met als zekerheid hypotheek op die woning, niet zijnde een zodanige lening die of krediet dat voor de inwerkingtreding van deze wet is gesloten of verleend; j. hypotheekrente: te betalen bedrag aan rente over de hypothecaire lening, blijkens de geldleningsovereenkomst; k. nieuwbouwwoning: woning die voor de eigendomsoverdracht nooit bewoond is geweest; l. normlasten: gedeelte van de hypotheekrente dat per maand ten

minste voor rekening van de eigenaar-bewoner blijft; m. normrente: genormeerd maandbedrag aan rente over de hypothecaire lening; n. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; o. peildatum: eerste dag van het driejaarstijdvak, respectievelijk, in artikel 40, eerste dag die volgt op het vijfde driejaarstijdvak; p. peiljaar: kalenderjaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar, of, als dat kalenderjaar minder dan een half jaar voor het bijdragejaar eindigt, het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat kalenderjaar; q. primaire toekenning: toekenning van de eigenwoningbijdrage voor het eerste driejaarstijdvak; r. rekeninkomen, rekenvermogen: het rekeninkomen en het rekenvermogen, bedoeld in artikel 3 respectievelijk artikel 4; s. standplaats: standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Woningwet; t. verkrijgen in eigendom: 1e. verwerven van de eigendom; 2e. verkrijgen van een recht van opstal, een recht van erfpacht, een appartementsrecht of een ander beperkt recht, of

3e. verkrijgen van een lidmaatschapsrecht van een coöperatie, waaraan verbonden het recht van gebruik en bewoning; u. woonwagen: woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e,

van de Woningwet. 2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder woning: woonwagen en standplaats tezamen.

§ 2. Overige begripsomschrijvingen

Artikel 2 Bewoningssituatie

1. Degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner, bedoeld in deze wet en de daarop berustende bepalingen, zijn de eigenaar-bewoner en: a. zijn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerde partner, of b. degene die gezamenlijk met de eigenaar-bewoner de woning bewoont en daarin met hem een gezamenlijke huishouding voert, niet zijnde een bloed- of aanverwant van de eigenaar-bewoner of een pleegkind. 2. Naast de eigenaar-bewoner kan slechts één andere persoon tot diens huishouden behoren.

Staatsblad 2000 575 2

3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. eenpersoonshuishouden: het huishouden van een eigenaar-bewoner die jonger dan 65 jaar was op 1 januari van het peiljaar, en waartoe geen persoon behoort als bedoeld in het eerste lid, onder a en b; b. tweepersoonshuishouden: het huishouden van een eigenaarbewoner waartoe een persoon behoort als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, als het aandeel in het rekeninkomen, afkomstig van degenen die op 1 januari van het peiljaar 65 jaar of ouder waren, de helft of minder bedraagt; c. eenpersoonsouderenhuishouden: het huishouden van een eigenaarbewoner die 65 jaar of ouder was op 1 januari van het peiljaar, en waartoe geen persoon behoort als bedoeld in het eerste lid, onder a en b; d. tweepersoonsouderenhuishouden: het huishouden van een eigenaar-bewoner waartoe een persoon behoort als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, als het aandeel in het rekeninkomen, afkomstig van degenen die op 1 januari van het peiljaar 65 jaar of ouder waren, meer dan de helft bedraagt.

Artikel 3 Rekeninkomen

1. Het rekeninkomen, bedoeld in deze wet en de daarop berustende bepalingen, is: a. bij een primaire toekenning: het gezamenlijk inkomen over het peiljaar van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaarbewoner en b. bij een andere toekenning dan een primaire: dat gezamenlijk inkomen, vermeerderd met het naar een jaarbedrag herrekend fiscaal effect. 2. Bij de bepaling van het gezamenlijk inkomen wordt elk persoonlijk inkomen dat negatief is op nul gesteld. 3. Onder inkomen wordt verstaan: a. als over het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het belastbaar inkomen, bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964; b. in een ander geval dan bedoeld onder a: het loon, bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met het krachtens artikel 17, eerste lid, van die wet, aftrekbare percentage of bedrag. 4. Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.

Artikel 4 Rekenvermogen

1. Het rekenvermogen, bedoeld in deze wet en de daarop berustende bepalingen, is het gezamenlijk vermogen op de 1 januari die direct volgt op het peiljaar, van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner. 2. Onder vermogen wordt verstaan: het vermogen, bedoeld in hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 5, van de Wet op de vermogensbelasting 1964, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur: a. waarderingsgrondslagen kunnen worden vastgesteld met betrekking tot motorrijtuigen; b. regels kunnen worden vastgesteld met betrekking tot de waardering van een aandeel in een vermogen waarover een persoon als bedoeld in het eerste lid kon beschikken. 3. In afwijking van het tweede lid wordt de waarde, verminderd met de daarop rustende hypothecaire schuld, van een eigen woning als bedoeld

Staatsblad 2000 575 3

in artikel 9, vierde lid, van de Wet op de vermogensbelasting 1964, ten behoeve waarvan een eigenwoningbijdrage of een bijzondere bijdrage als bedoeld in artikel 34, is of wordt toegekend, slechts onder vermogen verstaan voorzover die aldus verminderde waarde hoger is dan f 49 500. 4. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 16, eerste lid, wordt in de in dat artikellid bedoelde algemene maatregel van bestuur tevens bepaald welk bedrag in plaats van het in het derde lid van dit artikel genoemde bedrag in de betrokken provincies zal gelden, en bepaald op welke wijze eerstbedoeld bedrag wordt of kan worden aangepast.

Artikel 5 Kosten van verkrijgen in eigendom

1. De kosten van het verkrijgen in eigendom van een woning, bedoeld in deze wet en de daarop berustende bepalingen, zijn: a. als de woning een nieuwbouwwoning is: de koopsom, de aanneemsom van de woning en de kosten van werkzaamheden die niet in de aanneemsom begrepen zijn, vermeerderd met 8 procent van de som van deze kostenposten en van kostenposten als bedoeld in het tweede lid, of b. als de woning een bestaande woning is: de koopsom tot ten hoogste de getaxeerde onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik als vastgelegd in het taxatierapport, bedoeld in artikel 18, eerste lid, welke verkoopwaarde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT