Landbouwkwaliteitswet

Abbreviated LabelLKW
CourtEconomische Zaken
Subject MatterAgrarisch recht

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Wet van 8 april 1971, houdende een algemene regeling betreffende de kwaliteit van voortbrengselen van de landbouw en de visserij

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bevordering van de afzet een algemene regeling vast te stellen betreffende de kwaliteit van voortbrengselen van de landbouw en de visserij;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:

  • Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • landbouw: akkerbouw, weidebouw, tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen –, teelt van griendhout en elke andere vorm van bodemcultuur met inbegrip van bosbouw;

  • produkten: alle voortbrengselen van de landbouw, alsmede de bij be- of verwerking daarvan verkregen voortbrengselen, derivaten en afvallen;

  • college: het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

  • landbouwkwaliteitsbesluit: een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2;

  • controle-instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, bedoeld in artikel 8;

  • verordening (EU) 1151/2012: verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2012, L 343);

  • geografische aanduiding: geografische aanduiding als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van verordening (EU) 1151/2012;

  • geografische oorsprongsbenaming: oorsprongsbenaming als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) 1151/2012;

  • houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op grond van verordening (EU) 1151/2012 gerechtigd is een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming te bezigen.

Artikel 2
  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter bevordering van de afzet regelen worden gesteld betreffende de kwaliteit van produkten. Deze regelen kunnen betrekking hebben op de oorsprong, de hoedanigheid, de sortering, de verzorging, de verpakking, de vorm, de afwerking, de aanduiding, de maat en het gewicht van produkten.

  • 2 Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur, in het eerste lid bedoeld, kunnen tevens regelen worden gesteld inzake

    • a. de inrichting en het gebruik, met betrekking tot produkten, van bedrijfsgebouwen en vervoermiddelen;

    • b. het gebruik en verbruik, met betrekking tot produkten, van toevoegingen, grond- en hulpstoffen;

    • c. de be- en verwerkingswijzen van produkten;

    • d. het gebruik, met betrekking tot produkten, van machines, werktuigen en gereedschappen;

    • e. de hoedanigheid en het gebruik van verpakkingsmiddelen voor produkten;

    • f. de registratie van de onder die maatregel vallende betrokkenen.

  • 3 Een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur, in het eerste lid bedoeld, wordt Ons gedaan door Onze Minister en Onze Ministers, wie het mede aangaat, tezamen.

Artikel 3
  • 1 Bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit kan worden voorzien in het verlenen van vrijstelling, en, op aanvrage, ontheffing van hetgeen bij of krachtens dat besluit is geregeld.

  • 2 Aan vrijstellingen en ontheffingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend.

Artikel 4

[Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5

[Vervallen per 08-02-2012]

Artikel 6

[Vervallen per 28-09-2007]

Artikel 7
  • 1 Indien bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit regelen zijn gesteld omtrent keuring van produkten, kunnen daarbij merken, tekenen of bewijsstukken worden vastgesteld als uitsluitend bestemd om door of vanwege de daartoe gerechtigde op produkten of op hun verpakking te worden aangebracht, dan wel bij die produkten te worden gevoegd.

  • 2 Bij of krachtens een besluit, in het eerste lid bedoeld, kunnen regelen worden gesteld betreffende het vervaardigen, voorhanden en in voorraad hebben, zomede het afleveren en gebruiken van merken, tekenen of bewijsstukken en van cliché's, stempels en andere werktuigen tot het vervaardigen of aanbrengen van die merken, tekenen of bewijsstukken.

Artikel 8
  • 1 In een landbouwkwaliteitsbesluit kunnen een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens dat besluit gestelde regels.

  • 2 In een landbouwkwaliteitsbesluit kunnen een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden belast met de keuring, bedoeld in artikel 7, of met het toezicht daarop. Zij kunnen daarbij tevens bevoegd worden verklaard tot het uitreiken van merken, tekenen of bewijsstukken, in hetzelfde artikel bedoeld.

Artikel 8a

Op een privaatrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 8 is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing.

Artikel 9

[Vervallen per 28-09-2007]

Artikel 10
  • 1 Een controle-instelling is niet werkzaam met het oogmerk om winst te behalen.

  • 2 Een controle-instelling stelt een reglement vast waarin wordt geregeld de wijze waarop de keuring, bedoeld in artikel 7, wordt uitgevoerd, de wijze waarop het uitreiken van bewijsstukken, merken en tekenen plaatsvindt, en de wijze waarop de controles plaatsvinden.

  • 3 Het in het tweede lid bedoelde reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat het reglement naar het oordeel van Onze Minister een goede taakuitoefening door de controle-instelling kan belemmeren.

  • 4 De statuten van een controle-instelling alsmede wijzigingen daarvan behoeven, alvorens zij van kracht zijn, de instemming van Onze Minister. Onze Minister draagt zorg voor de publicatie van de statuten in de Staatscourant.

Artikel 11
  • 1 Een controle-instelling kan tarieven vaststellen voor de kosten ter zake van het in artikel 8 bedoelde toezicht en de keuring.

  • 2 Indien Onze Minister bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit de in het eerste lid bedoelde activiteiten uitvoert, kan Onze Minister voor de kosten ter zake van deze activiteiten tarieven vaststellen.

  • 3 [Red: Vervallen.]

  • 4 De tarieven, bedoeld in het eerste en tweede lid:

    • a. hebben een rechtstreeks verband met de in die leden bedoelde activiteiten, en

    • b. belopen niet meer dan nodig is ter dekking van de gemaakte kosten die zijn toe te rekenen aan die onderscheiden activiteiten.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de oplegging en inning van de tarieven alsmede met betrekking tot het periodiek aanpassen van de tarieven aan de ontwikkeling van de lonen en de prijzen.

  • 6 Bij gebreke van betaling binnen de door de controle-instelling of door Onze Minister gestelde termijn kan de controle-instelling of Onze Minister het verschuldigde bedrag invorderen bij dwangbevel. De artikelen 4:114 tot en met 4:124 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7 De controle-instelling of Onze Minister kan besluiten geen activiteiten als bedoeld in artikel 8, tweede lid, te verrichten of deze te staken, indien niet het ingevolge dit artikel verschuldigde bedrag wordt voldaan.

Artikel 12
  • 1 De benoeming en het ontslag van de voorzitter van een controle-instelling behoeven goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 Op een controle-instelling wordt rijkstoezicht uitgeoefend door Onze Minister overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen regels.

Artikel 13
  • 1 Bij overtreding van bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit gestelde regelen kunnen een of meer van de volgende tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd:

    • a. berisping;

    • b. geldboete;

    • c. het stellen van de betrokkene onder verscherpte controle op zijn kosten voor ten hoogste twee jaren;

    • d. openbaarmaking van de uitspraak op kosten van de betrokkene.

  • 2 De controle-instelling regelt bij reglement de samenstelling en bevoegdheid van haar organen die de tuchtrechtspraak uitoefenen, alsmede de rechtsgang van het tuchtrechtelijk geding, een en ander met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

  • 3 De controle-instelling geeft aan de opbrengsten van de geldboeten een bijzondere bestemming, welke de goedkeuring van Onze Minister behoeft.

  • 4 In verband met de uitvoering van voorschriften van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen kan in afwijking van het eerste lid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat geen tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld op overtreding van de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aangewezen bepalingen of onderdelen daarvan.

Artikel 13a

De tuchtrechtelijke maatregel van berisping bestaat uit een schriftelijke of mondelinge vermaning tot de betrokkene in verband met het begane feit.

Artikel 13b
  • 2 Indien de waarde van de goederen, met betrekking tot welke een overtreding is begaan, of de waarde van het wederrechtelijk genoten voordeel dat geheel of gedeeltelijk door middel van de overtreding is verkregen, hoger is dan een kwart van de geldboete van de derde categorie, kan een geldboete worden opgelegd van ten hoogste de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT