Besluit van 6 juli 2011, houdende regels inzake de opleidingseisen van de verpleegkundige (Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011)

Besluit van 6 juli 2011, houdende regels inzake de opleidingseisen van de verpleegkundige (Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 april 2011, kenmerk DWJZ/JBA&J-3061193; Gelet op artikel 32 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 juni 2011, no. W13.11.0151/III); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 juni 2011, kenmerk DWJZ/JBA&J-3071102; Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. wet:

de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; b. EBP:

Evidence Based Practice, methode van praktische beroepsuitoefening die is gebaseerd op de integratie van de best beschikbare onderzoeksresultaten, klinische ervaring en vaardigheid, voorkeuren van patiënten en de beschikbare middelen.

§ 2. Opleiding

Artikel 2

Om in het krachtens artikel 3 van de wet ingestelde register van verpleegkundigen te worden ingeschreven, wordt vereist het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg het examen ter afsluiting van een opleiding tot verpleegkundige heeft afgelegd die is opgenomen in het het Centrale register voor opleidingen hoger onderwijs, genoemd in artikel 6.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of in het het Centrale register voor beroepsopleidingen, genoemd in artikel 6.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en die voldoet aan de artikelen 3 en 4 van dit besluit.

Artikel 3
  1. Een opleiding als bedoeld in artikel 2, omvat zowel theoretisch als praktisch onderwijs dat gericht is op het verwerven van kennis van en inzicht en vaardigheid in de volgende aspecten van de beroepsuitoefening van de verpleegkundige die betrekking hebben op het gebied van deskundigheid, bedoeld in artikel 33 van de wet: a. het afnemen van een anamnese; b. het onderkennen van dreigende of bestaande gezondheidsproblemen; c. het opstellen van een verpleegplan; d. het uitvoeren van de verpleegkundige zorg; e. het evalueren en vastleggen van de verpleegkundige zorg; f. de professionele ontwikkeling; g. het samenwerken met andere beroepsgroepen in de zorg; h. het bieden van goede kwaliteit van zorg. 2. Het theoretische onderwijs bestaat uit ten minste 1535 uren en het praktische onderwijs uit ten minste 2300 uren. 3. Het theoretische en praktische onderwijs voldoen ten minste aan de eisen, gesteld in punt 5.2.1 van Bijlage V van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005, betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255). 4. Een wijziging van punt 5.2.1 van Bijlage V, bedoeld in het derde lid, gaat voor de toepassing van het derde lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 4
  1. Het in artikel 3, eerste lid, onder a, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is snel inzicht te krijgen in de zorgbehoefte van de cliënt. De betrokkene draagt daarbij verantwoordelijkheid voor het zelfstandig verzamelen en interpreteren van gegevens rond een individuele cliënt en het interpreteren en registreren van de effecten hiervan. Op grond hiervan is de betrokkene in staat de benodigde verpleegkundige...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT