Besluit van 25 januari 2010 tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met aanvullende bekwaamheidseisen en toezicht

Besluit van 25 januari 2010 tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met aanvullende bekwaamheidseisen en toezicht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 6 oktober 2009, nummer 5621539/09/6; Gelet op artikel 142, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 17, derde lid, Wet op de economische delicten; De Raad van State gehoord (advies van 6 november 2009, nr. W03.09.0346/II); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 18 januari 2010, nummer 5637743/10/6; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar wordt als volgt gewijzigd: AIn artikel 1, vierde lid, komen de onderdelen a en b te luiden: a. toezichthouder:

de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 36, tweede lid; b. direct toezichthouder:

degene, die op grond van artikel 36, derde lid, als direct toezichthouder is aangewezen. BArtikel 6 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «4 maanden» vervangen door: drie maanden. 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. Onze Minister kan de akte van opsporingsbevoegdheid, de aanwijzing en de aanvullende opsporingsbevoegdheid ambtshalve wijzigen of vervangen. 3. De eerste volzin van het derde lid komt te luiden: Indien Onze Minister bij beschikking de akte van opsporingsbevoegdheid, de aanwijzing of de aanvullende opsporingsbevoegdheid verlengt, wijzigt of vervangt, past hij de akten van beëdiging van de betrokken buitengewoon opsporingsambtenaren zo spoedig mogelijk aan. CIn artikel 7 wordt «4 maanden» vervangen door: drie maanden.DIn artikel 11, derde lid, wordt «artikel 16, tweede lid» vervangen door «artikel 16, derde lid» en wordt «personen» vervangen door: persoon. EArtikel 15 vervalt.FArtikel 16 wordt als volgt gewijzigd:1. Het tweede lid komt te luiden: 2. Onze Minister kan ten aanzien van categorieën buitengewoon opsporingsambtenaren aanvullende bekwaamheidseisen stellen. Onze Minister bepaalt daarbij of het voldoen aan die eisen blijkt uit het met goed gevolg hebben afgelegd van een examen waarmee hij heeft ingestemd of uit het met goed gevolg hebben doorlopen van een opleidingsprogramma waarmee hij heeft ingestemd. Het opleidingsprogramma kan worden doorlopen na de beëdiging. 2. Het derde lid, eerste volzin, komt te luiden: Van het met goed gevolg afleggen van de in het eerste en tweede lid bedoelde examens en van het met goed gevolg hebben doorlopen van het in het tweede lid bedoelde programma kan ontheffing worden verleend, indien de bekwaamheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden op andere wijze blijkt. GAan het slot van artikel 31, eerste lid, wordt toegevoegd: en volgt in door Onze Minister te bepalen gevallen een bijscholingsprogramma waarmee deze heeft ingestemd. HArtikel 32 wordt als volgt gewijzigd:1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd: a. de zinsnede «Iedere vijf jaar dan wel op het daartoe op de akte van beëdiging vermelde tijdstip» wordt vervangen door: Ten minste iedere vijf jaar dan wel ten minste op het daartoe op de akte van beëdiging vermelde tijdstip; b. aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onze Minister kan daartoe inlichtingen vragen aan het College van procureurs-generaal en andere betrokkenen. 2. Het derde lid komt te luiden: 3. Onze Minister bepaalt of het nog aanwezig zijn van de bekwaamheid blijkt uit het met goed gevolg hebben afgelegd van het in artikel 16, eerste en tweede lid, bedoelde examen of uit het met goed gevolg hebben doorlopen van het in artikel 16, tweede lid, of artikel 31, eerste lid, bedoelde programma. Artikel 16, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. IDe artikelen 36 en 37 worden vervangen door één artikel, luidende:

Artikel 36
  1. Bij de verlening van een titel van opsporingsbevoegdheid of bij de beëdiging wijst Onze Minister een toezichthouder en een direct toezichthouder aan. 2. Als toezichthouder wordt een hoofdofficier van justitie aangewezen. 3. Als direct toezichthouder wordt aangewezen: a. indien het grondgebied, bedoeld in artikel 5, onder b, is gelegen binnen de grenzen van een politieregio: de korpschef, bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993; b. indien het grondgebied, bedoeld in artikel 5, onder b, is gelegen in meer dan één politieregio: een korpschef, of het hoofd van een onder de centrale overheid ressorterende landelijke dienst; c. indien de buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam is bij de krijgsmacht: de commandant van de Koninklijke marechaussee, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Politiewet 1993. JIn artikel 39, tweede lid, wordt «artikel 16, tweede lid» vervangen door: artikel 16, derde lid. KAan artikel 41 wordt een lid toegevoegd, luidende:3. Onze Minister kan eisen stellen aan het door de werkgever of een categorie van werkgevers te gebruiken systeem voor het registreren en verstrekken van de in het eerste lid bedoelde informatie en van operationele informatie die wordt verkregen in het kader van de taakuitvoering van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot’s-Gravenhage, 25 januari 2010BeatrixDe Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de negenentwintigste januari 2010 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met dit besluit is een aantal wijzigingen aangebracht in het toezicht op de buitengewone opsporingsambtenaren (hierna: boa’s), zoals geregeld in het Besluit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT