Organisatiewet Kadaster

Abbreviated LabelOWK
CourtInfrastructuur en Milieu
Subject MatterRuimtelijke ordening en milieu | Omgevingsrecht

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Wet van 14 februari 1994, houdende verzelfstandiging van de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers te verzelfstandigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemeen
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • bestuur: bestuur als bedoeld in artikel 3;

  • Dienst: Dienst voor het kadaster en de openbare registers als bedoeld in artikel 2;

  • kamer: rechtszekerheidskamer of geoinformatiekamer als bedoeld in artikel 16, tweede lid;

  • Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • raad van toezicht: raad van toezicht als bedoeld in artikel 3.

Artikel 2
  • 1 Er is een Dienst voor het kadaster en de openbare registers. Hij bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Apeldoorn.

  • 2 De Dienst is belast met de hem bij of krachtens de Kadasterwet of andere wetten opgedragen taken.

  • 3 De Dienst kan andere werkzaamheden verrichten dan die, voortvloeiend uit de in het tweede lid bedoelde taken, indien die werkzaamheden bijdragen aan de doelmatigheid van de uitoefening van de in het tweede lid bedoelde taken of een betere benutting van de ten behoeve van die uitoefening bij de Dienst aanwezige bedrijfsmiddelen.

  • 4 Het bestuur kan in het kader van internationale samenwerking of op verzoek van een of meer van Onze ministers of een ander bestuursorgaan de bij de Dienst in het kader van de uitoefening van zijn taken als bedoeld in het tweede lid aanwezige specifieke deskundigheid in beperkte mate en voor een beperkte tijdsduur ter beschikking stellen aan een internationale organisatie of instelling, een regering of instelling van een andere staat of aan een bestuursorgaan. Het bestuur kan aan die terbeschikkingstelling voorwaarden verbinden.

Artikel 2a

De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op de Dienst, met uitzondering van artikel 15 van die wet.

Hoofdstuk 2. Het bestuur en het toezicht op het bestuur
§ 1. Algemeen
Artikel 3

De Dienst heeft een bestuur en een raad van toezicht.

§ 2. Het bestuur
Artikel 4

[Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 5

[Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 6

[Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 7

Het bestuur is belast met het besturen van de Dienst. De voorzitter en overige leden van het bestuur worden benoemd voor een tijdvak van ten hoogste vijf jaren en zijn terstond herbenoembaar.

Artikel 8

Het bestuur vertegenwoordigt de Dienst in en buiten rechte. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan ieder bestuurslid.

Artikel 9

Het bestuur stelt een bestuursreglement vast.

§ 3. De raad van toezicht
Artikel 10
  • 1 De raad van toezicht bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden.

  • 2 De leden van de raad van toezicht hebben op persoonlijke titel zitting in de raad en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 11
  • 1 Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht.

  • 2 Onze Minister stelt de raad van toezicht in de gelegenheid voor iedere te vervullen plaats in de raad een voordracht te doen van één persoon. Onze Minister wijkt niet af van de voordracht dan na overleg met de raad.

  • 3 De ondernemingsraad en het bestuur kunnen aan de raad van toezicht personen voor plaatsing op de voordracht aanbevelen. De raad van toezicht deelt hun daartoe tijdig mee wanneer en ten gevolge waarvan in zijn midden een plaats moet worden vervuld.

  • 4 De raad van toezicht geeft aan de ondernemingsraad kennis van een voorgenomen voordracht. Binnen vier weken na verzending van deze kennisgeving kan de ondernemingsraad bedenkingen uiten tegen benoeming van de voor te dragen persoon op grond van de verwachting dat die persoon ongeschikt zal zijn voor de vervulling van de taak van lid van de raad van toezicht, of dat de raad bij benoeming van die persoon niet naar behoren zal zijn samengesteld.

  • 5 Indien de ondernemingsraad binnen de in het vijfde lid genoemde termijn geen bedenkingen uit, draagt de raad van toezicht de betrokken persoon voor. De raad draagt een persoon, tegen de benoeming waarvan de ondernemingsraad bedenkingen heeft geuit, niet voor dan nadat hij daarover overleg heeft gevoerd met de ondernemingsraad. Bij een zodanige voordracht stelt de raad Onze Minister op de hoogte van de bedenkingen en doet hij Onze Minister verslag van het overleg met de ondernemingsraad.

  • 6 De voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een tijdvak van vier jaren en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van vier jaren herbenoembaar.

  • 7 Zolang niet is voorzien in een vacature in de raad van toezicht, vormen de overblijvende leden de raad van toezicht. Indien alle leden ontbreken, benoemt Onze Minister onverwijld een of meer personen die tijdelijk de taken van de raad van toezicht vervullen.

Artikel 12
  • 1 De raad van toezicht ziet toe op de werkzaamheden van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de organisatie van de Dienst. Hij staat het bestuur met raad ter zijde.

  • 2 Bij de vervulling van zijn taak richt de raad zich naar het belang van de Dienst, daaronder begrepen het belang van de behoorlijke vervulling van de bij of krachtens de wet aan de Dienst opgedragen taken.

  • 3 Het bestuur verstrekt de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens. Het ziet erop toe dat aan de leden van de raad desgevraagd toegang wordt verleend tot de lokaliteiten van de Dienst en inzage wordt verleend van boeken en bescheiden van de Dienst.

Artikel 13
  • 1 Onze Minister kan bepalen dat het bestuur de voorafgaande instemming behoeft van de raad van toezicht voor een beslissing als bedoeld in artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen of dat het bestuur, ingeval hij een beslissing als bedoeld in dat artikel aan zijn voorafgaande instemming heeft onderworpen, die beslissing pas aan hem kan voorleggen nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben.

  • 2 Het bestuur heeft in ieder geval de voorafgaande instemming nodig van de raad van toezicht met betrekking tot:

    • a. de reglementen, bedoeld in de artikelen 9, 16 en 17;

    • b. belangrijke reorganisaties.

  • 3 Het bestuur heeft de voorafgaande instemming nodig van Onze Minister voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, derde lid. Het bestuur legt die beslissing voor aan Onze Minister nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben.

Artikel 14
  • 1 De raad van toezicht kan geen beslissingen nemen indien niet ten minste de helft van het aantal leden ter vergadering aanwezig is.

  • 2 De raad van toezicht regelt bij reglement zijn werkwijze, waaronder in ieder geval de openbaarheid van zijn vergaderingen. Het reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 15
  • 1 Onze Minister kan aan de leden van de raad van toezicht een bezoldiging toekennen ten laste van de Dienst.

  • 2 De leden van de raad hebben aanspraak op vergoeding door de Dienst van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten.

  • 3 Het bestuur stelt aan de raad van toezicht een secretaris ter beschikking. De secretaris is wat betreft de werkzaamheden ten behoeve van de raad van toezicht uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de voorzitter van de raad.

Hoofdstuk 3. Overleg met gebruikers
Artikel 16
  • 1 Er is een gebruikersraad.

  • 2 Het bestuur kan bij reglement bepalen dat de gebruikersraad bestaat uit een rechtszekerheidskamer voor de taken van de Dienst op het gebied van rechtszekerheid en een geoinformatiekamer voor de taken van de Dienst op het gebied van geoinformatie.

  • 3 Ingeval bij wettelijk voorschrift aan de Dienst een andere taak wordt opgedragen, dan bedoeld in het tweede lid, kan het bestuur bij reglement de werkzaamheden van een kamer uitbreiden met die...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT