Besluit van 29 december 2008, houdende regels ter uitvoering van de Wet participatiebudget (Besluit participatiebudget)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2008

589

Besluit van 29 december 2008, houdende regels ter uitvoering van de Wet participatiebudget (Besluit participatiebudget)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 september 2008, nr. W&B/SFI/08/22818, gedaan mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 89 van de Grondwet, de artikelen 2, vierde en vijfde lid, 4, vierde lid, en 15, tweede lid, van de Wet participatiebudget en de artikelen 2.5.5, tweede en derde lid, en 2.5.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 25 september 2008); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 2008, nr. W&B/SFI/08/2771 uitgebracht mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder: certificaat staatsexamen NT2 I of II: certificaat als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal voor een door de desbetreffende gemeente ingekochte opleiding Nederlands als tweede taal op niveau B1 en B2 van het Raamwerk NT2 als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, behaald door een volwassen inwoner; cursus basisvaardigheden: opleiding gericht op breed maatschappelijk functioneren als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, opleiding Nederlands als tweede taal, gericht op alfabetisering als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of opleiding gericht op sociale redzaamheid als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Staatsblad 2008 589 1

duale inburgeringsvoorziening: inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang en ten minste voor een deel gelijktijdig met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd; participatiebudget: uitkering aan het college, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet; staatsexamen NT2 I of II: staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; vavo: opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; vavo-diploma: diploma voor een door de desbetreffende gemeente ingekocht traject vavo, behaald door een volwassen inwoner; volwassen inwoner: persoon van achttien jaar of ouder die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij een gemeente is ingeschreven; wet: Wet participatiebudget.

HOOFDSTUK 2 VERDEELSLEUTELS

Paragraaf 1 Verdeelsleutel Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Artikel 2 Verdeelsleutel Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1. Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een participatiebudget voor alle colleges wordt berekend op grond van de formule:

(a×(OW /OTW) + (1-a) × (KW /TKW))×TBW waarbij: a. a het aandeel van het totale bedrag is dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een participatiebudget voor alle colleges dat objectief wordt verdeeld, zoals opgenomen in bijlage 1 van dit besluit; b. OW het aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewicht van de gemeente is; c. OTW het totaal is van de aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewichten van alle gemeenten samen; d. KW de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerst lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, zoals die luidde op 31 december 2008, voor het kalenderjaar 2003 is; e. TKW het totaal is van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, zoals die luidde op 31 december 2008, voor het kalenderjaar 2003 voor alle gemeenten samen; f. TBW het bedrag is dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een participatiebudget voor alle colleges voor het desbetreffende kalenderjaar. 2. Indien het aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewicht van de gemeente negatief is, wordt dat voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b en c, op nihil gesteld.

Staatsblad 2008 589 2

Paragraaf 2 Verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Artikel 3 Verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2009 tot en met 2011

1. Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor een participatiebudget voor alle colleges wordt voor de jaren 2009 tot en met 2011 berekend op grond van de formule:

waarbij: a. Ng het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; b. Nn het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners in alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; c. Og het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van de gemeente is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan het jaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder a bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; d. On het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan het jaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder b bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; e. Ag het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit; f. An het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit; g. ib het bedrag is dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor een participatiebudget voor alle colleges voor het desbetreffende kalenderjaar.

Staatsblad 2008 589 3

2. Bij de berekening voor het jaar 2009 is, in afwijking van het eerste lid, ib het bedrag dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor een participatiebudget voor alle colleges voor het kalenderjaar 2009 plus het bedrag dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor opleidingen educatie op grond van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

Artikel 4 Verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2012

Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor een participatiebudget voor alle colleges wordt voor het jaar 2012 berekend op grond van de formule:

waarbij: a. Ng het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; b. Nn het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners in alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van het jaar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT