Besluit van 14 september 2009, houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 en het Besluit participatiebudget in verband met de uitkering voor inkomensvoorzieningen aan gemeenten en het SZW-deel van het participatiebudget voor de jaren 2010 en volgende

Besluit van 14 september 2009, houdende wijziging van het Besluit WWB 2007 en het Besluit participatiebudget in verband met de uitkering voor inkomensvoorzieningen aan gemeenten en het SZW-deel van het participatiebudget voor de jaren 2010 en volgende

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 juni 2009, nr. IVV/FB/2009/14288, gedaan mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart; Gelet op artikel 69, tweede en derde lid, en artikel 78f van de Wet werk en bijstand en artikel 2, vierde en vijfde lid, van de Wet participatiebudget; De Raad van State gehoord (advies van 27 juli 2009, no. W12.09.0224/III); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 september 2009, nr. IVV/FB/2009/17224, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN HET BESLUIT WWB 2007

Het Besluit WWB 2007 wordt als volgt gewijzigd: AArtikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

Begripsbepalingen.

In dit besluit wordt verstaan onder:a. wet:

Wet werk en bijstand;b. IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; c. IOAZ:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; d. WWIK:

Wet werk en inkomen kunstenaars;e. Bbz 2004:

Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;f. WIJ:

Wet investeren in jongeren;g. uitkering:

de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet, inclusief een uitkering voor uitgaven in verband met toegekende algemene bijstand aan zelfstandigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het Bbz 2004; h. gemeentelijke bijstandslasten:

de volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, in het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld door het college gedane uitgaven voor algemene bijstand, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld; i. gemeentelijke uitgaven op grond van de WWIK:

het saldo van de uitgaven en ontvangsten op grond van artikel 48, eerste lid, onderdeel a, van de WWIK volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, door het college van de in artikel 16, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit WWIK genoemde gemeenten in het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld; j. gemeentelijke uitgaven op grond van de IOAW:

de in het jaar, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, door het college gedane uitgaven voor uitkeringen op grond van de IOAW, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld; k. gemeentelijke uitgaven op grond van de IOAZ:

de in het jaar, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, door het college gedane uitgaven voor uitkeringen op grond van de IOAZ, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld; l. gemeentelijke uitgaven op grond van het Bbz 2004:

68% van de in het jaar, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, door het college gemaakte kosten voor levensonderhoud in de vorm van algemene bijstand verleend aan zelfstandigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Bbz 2004, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld; m. toetsingscommissie:

de toetsingscommissie Wet werk en bijstand, bedoeld in artikel 73 van de wet. BNa artikel 1 en voor artikel 4 wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:

§ 2. Uitkering

CDe aanduiding § 2 en het opschrift «§ 3 Inkomensdeel» vervallen. DArtikel 4 wordt als volgt gewijzigd:1. Het opschrift komt te luiden: Berekening bedrag uitkering en inwonertal gemeenten 2. Het eerste lid komt te luiden: 1. De uitkering voor een gemeente wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

U = (G / TG) × (TBWWB +TBWIJ +TBIOAW +TBIOAZ +TBBbz +TBMAU) +(KWWIK / TKWWIK) × TBWWIK

waarbij:a. U de uitkering voor de gemeente is; b. G de budgetgrondslag is van de gemeente; c. TG het totaal van de budgetgrondslagen is voor alle gemeenten samen; d. TBWWB het totale bedrag is dat beschikbaar is voor algemene bijstand; e. TBWIJ het totale bedrag is dat beschikbaar is voor inkomensvoorzieningen op grond van de WIJ; f. TBIOAW het totale bedrag is dat beschikbaar is voor uitkeringen op grond van de IOAW; g. TBIOAZ het totale bedrag is dat beschikbaar is voor uitkeringen op grond van de IOAZ; h. TBBbz het totale bedrag is dat beschikbaar is voor algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers op grond van het Bbz 2004; i. TBMAU het totale bedrag is dat in een jaar nodig is voor de meerjarige aanvullende uitkeringen, bedoeld in artikel 10c; j. KWWIK de gemeentelijke uitgaven zijn op grond van de WWIK; k. TKWWIK het totaal is van de gemeentelijke uitgaven op grond van de WWIK; l. TBWWIK het totale bedrag is dat beschikbaar is voor uitkeringen op grond van de WWIK. 3. In het tweede lid wordt «budgetgrondslag voor personen jonger dan 65 jaar» vervangen door: budgetgrondslag. 4. In het derde lid wordt «2008» vervangen door: van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld. 5. Het vijfde lid komt te luiden: 5. Indien de gemeentelijke uitgaven op grond van de WWIK negatief zijn, worden deze voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen j en k op nihil gesteld. 6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 6. Het totale bedrag dat in een kalenderjaar nodig is voor meerjarige aanvullende uitkeringen, bedoeld in artikel 10c, wordt in mindering gebracht op de uitkering aan gemeenten waarvan de budgetgrondslag wordt berekend op grond van artikel 6 of artikel 7. Het bedrag dat in mindering wordt gebracht, wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

B =TBMAU * [ (m *U) / som(m *U) ]

Waarbij:a. B het bedrag is dat van de uitkering aan een gemeente met meer dan 25.000 inwoners wordt afgetrokken; b. TBMAU het bedrag is dat in een jaar aan meerjarige aanvullende uitkeringen wordt uitgekeerd; c. m is: 1° 1, indien de budgetgrondslag wordt berekend op grond van artikel 7; of 2° het aantal inwoners in de gemeente, verminderd met 25.000 en vervolgens gedeeld door 15.000, indien de budgetgrondslag wordt berekend op grond van artikel 6; d. U de uitkering voor de gemeente is; e. Som(m *U) de optelsom is van (m *U) van alle gemeenten met meer dan 25.000 inwoners. EArtikel 5 komt te luiden:

Artikel 5 Berekening budgetgrondslag kleine gemeenten

Voor gemeenten met 25.000 inwoners of minder is de budgetgrondslag gelijk aan de som van de gemeentelijke bijstandslasten, de gemeentelijke uitgaven op grond van de IOAW, de gemeentelijke uitgaven op grond van de IOAZ en de gemeentelijkeuitgaven op grond van het Bbz 2004. FArtikel 6 komt te luiden:

Artikel 6 Berekening budgetgrondslag middelgrote gemeenten

Voor gemeenten met meer dan 25.000 en minder dan 40.000 inwoners wordt de budgetgrondslag bepaald aan de hand van de volgende formule:

G = m × O + (1-m) × (K +KIOAW...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT