Beschikking van de Minister van Justitie van 23 september 2003, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Vreemdelingenwet 2000, zoals deze luidt met ingang van 1 september 2003

Beschikking van de Minister van Justitie van 23 september 2003, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Vreemdelingenwet 2000, zoals deze luidt met ingang van 1 september 2003

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel III van de wet van 19 juni 2003, Stb. 2003, 269;Besluit:

de tekst van de Vreemdelingenwet 2000, zoals deze luidt met ingang van 1 september 2003, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.'s-Gravenhage, 23 september 2003Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de dertigste september 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

TEKST VAN DE VREEMDELINGENWET 2000, ZOALS DEZE LUIDT MET INGANG VAN 1 SEPTEMBER 2003

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN Artículos 1 y 2
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. ambtenaren belast met de grensbewaking: de ambtenaren, bedoeld in artikel 46;

  2. ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen: de ambtenaren, bedoeld in artikel 47;

  3. asiel: het verblijf van de vreemdeling in Nederland op de gronden, bedoeld in de artikelen 29 en 34;

  4. buitengrenzen: de Nederlandse zeegrenzen, alsmede lucht- of zeehavens waar grenscontrole op personen wordt uitgeoefend;

  5. gemeenschapsonderdanen:

    1. onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie die op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gerechtigd zijn een andere lidstaat binnen te komen en er te verblijven;

    2. familieleden van de onder 1° genoemden die de nationaliteit van een derde staat bezitten en die uit hoofde van een ter toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap genomen besluit gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven;

    3. onderdanen van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, die ter zake van binnenkomst en verblijf in een lidstaat rechten genieten die gelijk zijn aan die van burgers van de lidstaten van de Europese Unie;

    4. familieleden van de onder 3° genoemden die de nationaliteit van een derde staat bezitten en die krachtens bovengenoemde Overeenkomst gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven;

    5. onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat, indien zij verblijven op grond van de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Trb. 2000, 16 en 86);

    6. familieleden van de onder 5° genoemden die de nationaliteit van een derde staat bezitten en die krachtens de onder 5° genoemde Overeenkomst gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven;

  6. herhaalde aanvraag: een aanvraag, die op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden afgewezen;

  7. de korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993;

  8. machtiging tot voorlopig verblijf: het bij een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst, het land van bestendig verblijf of, bij gebreke daarvan, het dichtstbijzijnde land waar wel een vertegenwoordiging is gevestigd, dan wel bij het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen of het Kabinet van de Gouverneur van Aruba aldaar, door de vreemdeling in persoon aangevraagde en aldaar door die vertegenwoordiging of dat Kabinet na voorafgaande machtiging van Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven visum voor een verblijf van langer dan drie maanden;

  9. Onze Minister: Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;

  10. verblijf op reguliere gronden: het verblijf van een vreemdeling in Nederland op grond van deze wet anders dan op de gronden bedoeld in de artikelen 29 en 34;

  11. Vluchtelingenverdrag: het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1954, 88) en het bijbehorende Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76);

  12. verdragsvluchteling: de vreemdeling die vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag en op wie de bepalingen ervan van toepassing zijn;

  13. vreemdeling: ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld.

Artikel 2
  1. Er is een Adviescommissie voor vreemdelingenzaken.2. De commissie bestaat uit ten minste zeven leden. Ambtenaren die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf, dan wel anderszins werkzaamheden verrichten in ondergeschiktheid aan Onze Ministers, worden niet tot lid benoemd. In afwijking van de Kaderwet adviescolleges kan de commissie naast de voorzitter uit meer dan veertien leden bestaan.3. Als voorzitter wordt bij voorkeur een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast benoemd.4. De commissie heeft tot taak:a. Onze Minister te adviseren over het vreemdelingenrecht en het beleid ter zake, waaronder begrepen wijziging van deze wet;b. op verzoek van Onze Minister te adviseren over bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen beschikkingen op grond van deze wet. In de algemene maatregel van bestuur worden slechts beschikkingen aangewezen waarvoor advisering ingevolge een verdrag of een Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verplicht is.5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de inrichting en de werkwijze van de commissie.6. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden voorzien in de instelling van een of meer subcommissies welke, in afwijking van artikel 16 van de Kaderwet adviescolleges, namens de commissie kunnen optreden bij de vervulling van haar taak, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b.7. De commissie is bevoegd bij een ieder schriftelijk of mondeling de inlichtingen in te winnen welke zij voor de vervulling van haar taak nodig acht.

HOOFDSTUK 2 TOEGANG Artículos 3 a 7
Artikel 3
  1. Toegang tot Nederland wordt geweigerd aan de vreemdeling die:a. niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel in het bezit is van een document voor grensoverschrijding waarin het benodigde visum ontbreekt;b. een gevaar oplevert voor de openbare orde of nationale veiligheid;c. niet beschikt over voldoende middelen om te voorzien zowel in de kosten van verblijf in Nederland als in die van zijn reis naar een plaats buiten Nederland waar zijn toegang gewaarborgd is, ofd. niet voldoet aan de voorwaarden die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn gesteld.2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het eerste lid.3. De ambtenaren belast met de grensbewaking weigeren niet dan ingevolge een bijzondere aanwijzing van Onze Minister de toegang tot Nederland aan de vreemdeling die te kennen geeft dat hij asiel wenst.

Artikel 4
  1. De vervoerder door wiens tussenkomst de vreemdeling aan een buitengrens of binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht, neemt de nodige maatregelen en houdt het toezicht dat redelijkerwijs van hem kan worden gevorderd om te voorkomen dat door de vreemdeling niet wordt voldaan aan artikel 3, eerste lid, onder a.2. De vervoerder kan worden verplicht om een afschrift te nemen van het op de vreemdeling betrekking hebbende document voor grensoverschrijding en dit ter hand te stellen aan de ambtenaren belast met de grensbewaking.3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste en tweede lid.4. Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing op iedere vervoerder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan schending van de in die leden bedoelde verplichtingen.

Artikel 5
  1. De vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, dient Nederland onmiddellijk te verlaten, met inachtneming van de aanwijzingen welke hem daartoe door een ambtenaar belast met de grensbewaking, zijn gegeven.2. Indien de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, Nederland is binnengekomen aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig in gebruik bij een vervoersonderneming, dient hij Nederland onmiddellijk te verlaten met dat vervoer of een hem door een ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen vervoermiddel.3. De verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, gelden niet indien de vreemdeling een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 of 33 heeft ingediend en daarop nog niet is beslist.

Artikel 6
  1. De vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd kan worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats.2. Een ruimte of plaats, bedoeld in het eerste lid, kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het voor de beveiligde ruimte of plaats, bedoeld in het eerste lid, geldende regime, waaronder begrepen de nodige beheersmaatregelen.4. Een krachtens het derde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT