Beschikking van de Minister van Justitie van 28 juli 1999, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Waterschapswet, zoals deze luidt met ingang van 7 juli 1999

Beschikking van de Minister van Justitie van 28 juli 1999, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Waterschapswet, zoals deze luidt met ingang van 7 juli 1999

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel III van de wet van 3 juni 1999, Stb. 276;Besluit:

de tekst van de Waterschapswet, zoals deze luidt met ingang van 7 juli 1999, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.'s-Gravenhage, 28 juli 1999Beatrix

De Minister van Justitie,

  1. H. Korthals

    Uitgegeven de vijfde augustus 1999

    De Minister van Justitie,

  2. H. Korthals

TITEL I DE WATERSCHAPPEN Artículos 1 a 9
HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN Artículos 1 y 2
Artikel 1
  1. Waterschappen zijn openbare lichamen welke de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel hebben.2. De taken die tot dat doel aan waterschappen zijn of worden opgedragen betreffen de zorg voor hetzij de waterkering hetzij de waterhuishouding hetzij beide. Aan waterschappen, die met tenminste een van zulke taken zijn belast, kan daarnaast de zorg voor een of meer andere waterstaatsaangelegenheden zijn of worden opgedragen.

Artikel 2
  1. De bevoegdheid tot het opheffen en het instellen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en categorieën van omslagplichtigen en tot de verdere reglementering van waterschappen behoort aan provinciale staten, behoudens het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9. De uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening.2. Voor de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geldt dat taken, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, eerste volzin, aan waterschappen worden opgedragen, tenzij dit niet verenigbaar is met het belang van een goede organisatie van de waterstaatkundige verzorging.

HOOFDSTUK II BEPALINGEN VOOR HET OPHEFFEN, HET INSTELLEN EN HET REGLEMENTEREN VAN WATERSCHAPPEN Artículos 3 a 9
Artikel 3
  1. Indien naar het oordeel van gedeputeerde staten gronden aanwezig zijn om het opheffen of instellen van een waterschap, de vaststelling van een reglement voor een waterschap of een wijziging van een dergelijk reglement te overwegen, treden zij voor de bepaling van hun standpunt in overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap of de waterschappen die het betreft, alvorens zij toepassing geven aan artikel 4, eerste lid.2. Gedeputeerde staten handelen dienovereenkomstig indien zij hun standpunt moeten bepalen ten aanzien van ofwel een soortgelijk voorstel van het algemeen bestuur van een waterschap ofwel een voornemen van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat ingevolge artikel 8, tweede lid.

Artikel 4
  1. Gedeputeerde staten stellen het ontwerp van een besluit tot het opheffen of instellen van een waterschap, of tot vaststelling of wijziging van een reglement voor een waterschap, op na overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap of de waterschappen die het betreft.2. Gedeputeerde staten zenden het ontwerp van het besluit aan burgemeester en wethouders van de gemeenten die geheel of gedeeltelijk in het gebied van het desbetreffende waterschap zijn gelegen.3. Gelijktijdig met die toezending leggen gedeputeerde staten dat ontwerp-besluit gedurende vier weken voor eenieder ter inzage.Binnen die termijn kunnen belanghebbenden bij gedeputeerde staten schriftelijk bedenkingen naar voren brengen tegen het ontwerp van het besluit. 4. Gedeputeerde staten voegen bij hun voorstel aan provinciale staten tot vaststelling van het besluit zowel het ontwerp-besluit als de naar voren gebrachte bedenkingen, of een samenvatting daarvan, vergezeld van hun standpunt inzake die bedenkingen.5. Indien dat voorstel belangrijk afwijkt van het ontwerp dat ter inzage heeft gelegen, bieden gedeputeerde staten bovendien de gelegenheid voor belanghebbenden om tegen dat voorstel schriftelijk of mondeling bedenkingen naar voren te brengen bij provinciale staten.6. Gedeputeerde staten zenden het door provinciale staten vastgestelde besluit, met de in het vierde lid bedoelde stukken en eventueel ingevolge het vijfde lid naar voren gebrachte schriftelijke bedenkingen, binnen vier weken aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 5
  1. Een besluit van provinciale staten tot het opheffen of instellen van een waterschap dan wel tot vaststelling of wijziging van het reglement voor een waterschap behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.2. Het in het eerste lid omschreven goedkeuringsvereiste voor een besluit tot vaststelling of wijziging van het reglement betreft alleen de regeling bij dat besluit van de taak en het gebied van het waterschap, van de samenstelling van zijn bestuur en van de aanwijzing van categorieën van omslagplichtigen, met inbegrip van eventuele uitgangspunten van de kostentoedeling.3. Tegen een besluit van Onze Minister inzake de goedkeuring van een besluit van provinciale staten tot opheffing van een waterschap of het wijzigen van de taak of het gebied van een waterschap kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel 5

a.

  1. Bij of krachtens reglement worden in verband met de vaststelling of wijziging van de taak van een waterschap de waterstaatswerken aangewezen die op een daarbij bepaalde datum in beheer overgaan van de provincie, van een gemeente of van een onder toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam naar het waterschap.2. De oude en de nieuwe beheerder gaan, tenzij anders overeengekomen, binnen twee jaar na de in het eerste lid bedoelde datum over tot onvoorwaardelijke levering onderscheidenlijk aanvaarding van de desbetreffende onroerende goederen, voorzover deze daarvan niet bij of krachtens reglement zijn uitgezonderd.3. De oude en de nieuwe beheerder stellen, tenzij anders overeengekomen, binnen zes maanden na de in het eerste lid bedoelde datum gezamenlijk vast, of in verband met de overgang van rechten en verplichtingen een verrekening nodig is en tot welk bedrag. Bij gebreke van overeenstemming binnen die termijn beslissen, de oude en de nieuwe beheerder gehoord, gedeputeerde staten, dan wel – indien de provincie de oude beheerder is – Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 5

b.

  1. Indien provinciale staten besluiten een waterschap op te heffen en het gebied daarvan te doen overgaan naar een bestaand of gelijktijdig ingesteld waterschap, gaan de rechten en verplichtingen van het op te heffen waterschap op de datum van opheffing over naar het waterschap waarnaar zijn gebied overgaat, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.2. Wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij een opgeheven waterschap als bedoeld in het eerste lid betrokken is, worden met ingang van de datum van opheffing voortgezet door en tegen het waterschap waarnaar zijn gebied is overgegaan. Ten aanzien van de rechtsgedingen zijn de artikelen 254–262 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.3. Indien ingevolge het eerste lid onroerende zaken overgaan, doen gedeputeerde staten de overgang onverwijld inschrijven in de openbare registers als bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien provinciale staten besluiten een gedeelte van het gebied van een waterschap te doen overgaan naar dat van een ander waterschap.

Artikel 6

Het opheffen of instellen van een waterschap dan wel het vaststellen van een reglement van een waterschap, waarvan het gebied in twee of meer provincies is gelegen, geschiedt bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van de desbetreffende provincies. Hetzelfde geldt voor het wijzigen van dat reglement, tenzij deze colleges bij reglement het vaststellen van wijzigingen die naar hun oordeel van beperkte strekking zijn opgedragen aan één van hen. De artikelen 3 en 4, eerste tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Aan deze artikelen wordt toepassing gegeven door een commissie uit het midden van de desbetreffende colleges, tenzij deze colleges besluiten deze toepassing aan één van hen op te dragen.

Artikel 7
  1. Indien de besturen van twee of meer provincies niet of niet binnen redelijke termijn tot overeenstemming komen over de opheffing of instelling van een waterschap voor de waterstaatkundige verzorging van een in hun provincies gelegen gebied...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT