Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterVervoersrecht
CourtAlgemene Zaken

Geldend van 01-04-2020 t/m heden

Rijkswet van 23 juni 1972, houdende voorzieningen op het gebied van de zeescheepvaart in buitengewone omstandigheden

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is nieuwe regelen te stellen, opdat in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verbandhoudende buitengewone omstandigheden in het belang van het Koninkrijk beperkingen gesteld kunnen worden aan de overdracht en de bewegingen van- en het vervoer van goederen of personen met zeeschepen onder de vlag van het Koninkrijk, alsmede de onbeperkte beschikking daarover verkregen kan worden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk inachtgenomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

I. Inleidende Bepalingen
Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze Rijkswet bepaalde wordt verstaan onder:

  • a. "Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b. "schip onder de vlag van het Koninkrijk":

    • 1°. een schip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden te voeren, niet zijnde een oorlogsschip, hetzij

    • 2°. een Nederlands vissersvaartuig, dat bedrijfsmatig wordt gebruikt voor de zeevisserij, de kustvisserij of de visserij op het IJsselmeer, een en ander in de zin van de Visserijwet 1963, hetzij

    • 3°. een schip dat op grond van voor Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten geldende rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden te voeren, hetzij

    • 4°. een bij landsverordening van Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten als zodanig in Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten thuisbehorend vissersvaartuig.

  • c. "reder": de eigenaar of, ingeval van rompbevrachting, de rompbevrachter.

  • d. "scheepsregister": het openbare register voor de teboekstelling van zeeschepen van Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten.

Artikel 2
  • 1 Wij kunnen in geval van buitengewone omstandigheden op voordracht van Onze Minister-President Onze Minister de bevoegdheid verlenen de artikelen 4, 5, 6, 8 en 16 van deze Rijkswet toe te passen.

  • 2 Wanneer het in het vorige lid bedoelde besluit is genomen, doen Wij onverwijld een voorstel van Rijkswet aan de Staten-Generaal omtrent het voortduren van de bevoegdheid.

  • 3 Is de zitting van de Staten-Generaal gesloten, dan worden zij onmiddellijk door Ons in buitengewone zitting bijeengeroepen.

  • 4 Wordt het voorstel ingetrokken of verworpen, dan vervalt de bevoegdheid met ingang van de vierde dag na die, waarop de intrekking of de verwerping plaatshad; dit tijdstip maken Wij onverwijld algemeen bekend.

  • 5 Op voordracht van Onze Minister-President kunnen Wij de bevoegdheid intrekken.

  • 6 Onverminderd het in het vierde lid bepaalde geldt de bevoegdheid niet en eindigt zij niet, voordat Onze besluiten, bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk het vorige lid, algemeen bekend zijn gemaakt op de wijze, door Ons te bepalen.

  • 7 Onze besluiten bedoeld in het eerste en het vijfde lid, worden geplaatst in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten.

Artikel 3
  • 1 In omstandigheden als in artikel 2 bedoeld is Onze Minister indien naar zijn oordeel een gewichtige reden onmiddellijk voorziening eist bevoegd de artikelen 4, 6 en 8 toe te passen ook bij gebreke van een besluit als bedoeld in het eerste lid van artikel 2.

  • 2 Door Onze Minister krachtens het eerste lid getroffen maatregelen vervallen na verloop van een week tenzij inmiddels een besluit als bedoeld in het eerste lid van artikel 2 van kracht is.

II. Beperkende maatregelen
Artikel 4

Onze Minister kan aan reders van schepen onder de vlag van het Koninkrijk aanwijzingen geven met betrekking tot de bestemming van de reis, het aandoen of het vermijden van bepaalde havens en wateren en de te vervoeren goederen of personen; met betrekking tot schepen, welke zich buiten het rechtsgebied van het Koninkrijk bevinden, kunnen de aanwijzingen eveneens aan de kapitein van het schip worden gegeven; de reders en kapiteins der schepen zijn gehouden aan de aanwijzingen gevolg te geven; de aanwijzingen kunnen niet strekken tot beschikbaarstelling van scheepsruimte. In bij of krachtens algemene maatregel van Rijksbestuur aan te wijzen gevallen wordt de reder een vergoeding toegekend voor de schade, voor hem voortvloeiende uit ingevolge dit artikel gegeven aanwijzingen; de vergoeding wordt vastgesteld op de wijze omschreven in artikel 24.

Artikel 5
  • 1 Onze Minister kan verbieden zonder door hem verleende algemene of bijzondere vergunning:

    • a. te bewerken of ertoe mede te werken, dat een schip onder de vlag van het Koninkrijk in eigendom, in gebruik of ter beschikking wordt overgedragen;

    • b. als eigenaar, reder of kapitein van een schip onder de vlag van het Koninkrijk te bewerken of ertoe mede te werken, dat een schip een vaart, een reis of een reeks van reizen aanvangt dan wel vervolgt.

  • 2 Aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden; deze voorschriften kunnen niet strekken tot beschikbaarstelling van scheepsruimte.

  • 3 Onze Minister kan bepalen, dat geen handeling tengevolge heeft, dat een schip onder de vlag van het Koninkrijk zijn hoedanigheid als bedoeld in artikel 1, b, onder 1°, 2°, 3°, 4° of 5° verliest dan wel de hoedanigheid verkrijgt van schip van een der andere delen van het Koninkrijk, tenzij door hem is verklaard, dat tegen het verlies, onderscheidenlijk tegen de verkrijging dier hoedanigheid geen bezwaar bestaat.

  • 4 Een verbod krachtens het eerste lid en een bepaling krachtens het derde lid worden bekend gemaakt in de Staatscourant, in de Landscourant van Aruba, in de Curaçaose Courant en in de Landscourant van Sint Maarten.

III. Vordering van scheepsruimte
Artikel 6
  • 1 Onze Minister is bevoegd te vorderen, dat ruimte in een schip onder de vlag van het Koninkrijk ter beschikking worde gesteld om overeenkomstig zijn aanwijzingen te worden gebruikt.

  • 2 De vordering kan betreffen de laadruimte van het schip of een deel daarvan, of de passagiersruimte of een deel daarvan. Bij de vordering van de laadruimte of de passagiersruimte wordt bepaald, voor welke reis of tijd zij geschiedt. Indien een deel der laadruimte of der passagiersruimte wordt gevorderd, geschiedt de vordering slechts voor de reis of een deel van de reis, waartoe het schip bestemd is, en wordt bij de vordering bepaald, voor welke hoeveelheid goederen, onderscheidenlijk voor welk aantal personen de vordering geschiedt.

  • 3 Voor zover zulks mogelijk is, houdt Onze Minister bij de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen rekening met de in de betrokken vaart gebruikelijke bevrachtings- en vervoersvoorwaarden.

  • 4 De vordering wordt bekendgemaakt aan de reder en de eigenaar van het schip, of zo één van beiden onbereikbaar is, aan de ander alleen. Zijn reder en eigenaar beiden onbereikbaar dan geschiedt de bekendmaking aan de kapitein. De vordering kan in dringende gevallen mondeling of telegrafisch geschieden, in welk geval zij zo spoedig mogelijk wordt vastgelegd in een beschikking. Indien de bekendmaking in Aruba, Curaçao of Sint Maarten niet kan geschieden op de wijze als voorzien in dit lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.

  • 5 De kapitein van het schip, waarin ruimte is gevorderd, is verplicht deze ruimte voor de bij de vordering bepaalde reis of tijd ter beschikking van Onze Minister te stellen. Indien het schip niet onder het bevel van een kapitein staat, rust genoemde verplichting op de reder, of zo er geen reder is, op de eigenaar.

Artikel 7

De vergoeding, welke voor de beschikbaarstelling van scheepsruimte aan de reder van het schip wordt verleend, wordt vastgesteld op de wijze, omschreven in artikel 24.

IV. Vordering van schepen in gebruik
Artikel 8

Onze Minister is bevoegd bepaalde of alle schepen onder de vlag van het Koninkrijk, dan wel bepaalde groepen daarvan, in gebruik te vorderen.

Artikel 9
  • 1 De vordering van een bepaald schip wordt bekendgemaakt aan de reder en de eigenaar van het schip, of zo één van beiden onbereikbaar is, aan de ander alleen. Zijn reder en eigenaar beiden onbereikbaar dan geschiedt de bekendmaking aan de kapitein. De vordering kan in dringende gevallen mondeling of telegrafisch geschieden, in welk geval zij zo spoedig mogelijk wordt vastgelegd in een beschikking. Indien de bekendmaking in Aruba, Curaçao of Sint Maarten niet kan geschieden op de wijze als voorzien in dit lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.

  • 2 Worden één of meer groepen van schepen, dan wel alle schepen onder de vlag van het Koninkrijk, in gebruik gevorderd, dan kan de vordering geschieden bij één besluit.

  • 3 Bij de vordering wordt vermeld, op welk tijdstip en op welke plaats het schip ter beschikking van Onze Minister moet worden gesteld.

  • 4 De kapitein van het gevorderde schip is verplicht, dit schip op de bij de vordering vermelde plaats en tijd ter beschikking van Onze Minister te stellen. Indien het schip niet onder het bevel van een kapitein staat, rust genoemde verplichting op de reder, of zo er geen reder is, op de eigenaar.

  • 5 Van de terbeschikkingstelling wordt een verklaring opgemaakt door degene, die door Onze Minister tot overneming van het schip is gemachtigd.

  • 6 Deze verklaring vermeldt de plaats en de tijd van de terbeschikkingstelling en de naam...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT