Uitspraak Nº 09/997569-10. Rechtbank Den Haag, 2018-02-20

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:1662
Date20 Febrero 2018
Docket Number09/997569-10
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige economische kamer

Parketnummer: 09/997569-10

Datum uitspraak: 20 februari 2018

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in economische strafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

DEROSS HOLDING B.V.,

[adres]

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 11 juli 2017 (regie), 22 januari 2018, 23 januari 2018 (inhoudelijk) en 6 februari 2018 (sluiten onderzoek ter terechtzitting).

De verdachte is ter terechtzitting vertegenwoordigd door haar [bestuurder] , [geboortedatum] in de functie van Senior Vice President Europe, Middle East, Asia and Africa.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.W. Boogert en van hetgeen door de raadslieden mr. N.M.D. van der Aa en mr. L.E.M. Wösten, beiden advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 22 januari 2018 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

zij (handelend onder de naam Sterigenics Holland B.V. en/of IBA S&I (Europe) B.V.) in de periode 2004 tot en met 2009 te Zoetermeer meermalen, althans eenmaal, opzettelijk zich heeft gedragen in strijd met het/de voorschrift(en) 4.1 en /of 4.2 en/of 4.4 dat/die verbonden is/zijn aan een krachtens de Wet milieubeheer aan IBA S&I Europe bv bij beschikking van 2 januari 2002 door burgemeester en wethouders van Zoetermeer verleende vergunning (kenmerk WM 12/2001), aangezien (op een of meerdere momenten)

- de concentratie ethyleenoxide uit de naverbrandingsinstallatie een hogere concentratie bevatte dan 2

milligram ethyleenoxide per kubieke meter gereinigde lucht en/of

- de emissie van ethyleenoxide uit de sterilisatoren niet geschiedde via de naverbrandingsinstallatie

en/of

- de concentratie ethyleenoxide uit de wasinstallatie een hogere concentratie bevatte dan 15 milligram

ethyleenoxide per kubieke meter gereinigde lucht en/of

- de emissies uit de naverbrandingsinstallatie en uit de wasinstallatie niet maandelijks werden

gemeten onder representatieve omstandigheden en/of de resultaten (van de maandelijkse

emissiemetingen) niet elk kwartaal aan het team Milieu van de gemeente Zoetermeer werden

aangeboden;

2.

zij (handelend onder de naam Sterigenics Holland B.V. en/of IBA S&I (Europe) B.V.) in de periode 2004 tot en met 2009 te Zoetermeer meermalen, althans eenmaal, opzettelijk als drijver van de inrichting, gelegen aan de [adres] te Zoetermeer, (telkens) wanneer zich in haar inrichting een ongewoon voorval voordeed of had voorgedaan, te weten het niet (goed) functioneren van de incinerator, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu waren ontstaan of dreigden te ontstaan, namelijk emissie(s) van ethyleenoxide naar de buitenlucht, niet onmiddellijk de maatregelen heeft getroffen die redelijkerwijs van haar konden worden verlangd, om de gevolgen van die gebeurtenis te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet konden worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en/of ongedaan te maken.

3. Het onderzoek Zuringspanner 1

Sinds 1 oktober 1990 is in Zoetermeer gevestigd een bedrijf dat zich bezig houdt met het steriliseren van onder meer medische apparatuur, aanvankelijk onder de naam IBA S&I Europe B.V., sinds 2004 onder de naam Sterigenics Holland B.V. en inmiddels is verdachte Deross Holding B.V. de rechtsopvolgster.2 Het bedrijf zal hierna verder worden aangeduid als Sterigenics. Op 2 januari 2002 is door de gemeente Zoetermeer een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (hierna: Wm) afgegeven, waarin de uitstoot van ethyleenoxide – een stof die wordt gebruikt bij het productieproces – wordt toegestaan via een naverbrandingsinstallatie (ook wel incinerator genoemd) en via een wasinstallatie (ook wel scrubber genoemd).3

In oktober 2009 is, naar aanleiding van een anonieme melding via ‘Meld Misdaad Anoniem’, een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam Zuringspanner. Resultaat van dit onderzoek is dat vier verdachten zijn gedagvaard, te weten verdachte (als rechtsopvolgster van IBA S&I Europe B.V. en Sterigenics Holland B.V.), de heren H [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] alsmede de gemeente Zoetermeer (hierna ook: de gemeente). Verdachte wordt overtreding van artikel 18.18 Wm en artikel 17.1 Wm verweten door overschrijding van de in de voorschriften opgenomen toegestane emissie van ethyleenoxide, en het niet tijdig nemen van maatregelen toen door defecten in de naverbrandingsinstallatie ethyleenoxide rechtstreeks op de buitenlucht werd geëmitteerd. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wordt verweten leiding te hebben gegeven aan deze handelingen. De gemeente Zoetermeer wordt verweten overtreding van artikel 10.1 Wm door de overschrijding van de emissienormen te hebben toegestaan en niet te hebben ingegrepen.

4 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
4.1

Redelijke termijn

4.1.1

Het standpunt van de verdediging

De raadslieden hebben zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn en dat de officier van justitie dientengevolge niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. De raadslieden hebben daartoe aangevoerd dat – mede gezien de omstandigheden van de zaak en de proceshouding van verdachte – de handelswijze van de officier van justitie en de vertraging die het proces daardoor heeft opgelopen op veel momenten in het proces onverklaarbaar is geweest. Er is ook geen sprake van omstandigheden die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen, aldus de raadslieden.

4.1.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onweerlegbaar sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, maar dat deze – gelet op het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 –, hoe fors de overschrijding ook is, nooit kan leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie.

4.1.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt als volgt.

De sluitingsdatum van het proces-verbaal van de politie van het onderzoek Zuringspanner is 8 november 2011 geweest. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 22 januari 2018 naar voren gebracht dat de zaak in de loop van 2012 door de officier van justitie is beoordeeld en dat, alvorens verdere (vervolg)beslissingen te nemen, de uitspraak van de Hoge Raad tegen de gemeente Amsterdam in de Probo Koala-zaak – die uiteindelijk volgde op 23 september 2013 – is afgewacht.

De raadslieden en de officier van justitie hebben aangegeven dat verdachte in oktober 2013 een afschrift van het proces-verbaal van de politie en een concept tenlastelegging heeft ontvangen. Voorts hebben zij naar voren gebracht dat er in december 2013 en in januari 2014 gesprekken zijn geweest tussen de officier van justitie en verdachte om tot een transactie te komen. Deze gesprekken hebben echter uiteindelijk – vanwege de zijde van de officier van justitie – niet tot een transactie geleid. Dit is begin 2015 door de officier van justitie aan verdachte kenbaar gemaakt evenals het voornemen dat de zaak gereed zou worden gemaakt voor zitting. Vervolgens heeft van september 2015 tot begin 2017 onderzoek door de rechter-commissaris plaatsgevonden. Op 11 juli 2017 vond de regie-zitting plaats.

Op grond van voorgaande concludeert de rechtbank dat er in dit geval sprake is van een meer dan aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Tussen 8 november 2011 en oktober 2013 heeft de zaak (bijna) twee jaar stilgelegen en ook tussen 30 januari 2015 en september 2015 is er niets met het dossier gebeurd. Dat betekent dat in ieder geval sprake is van een periode van twee jaar en negen maanden waarmee de redelijke termijn is overschreden. Overschrijding van de redelijke termijn leidt evenwel niet tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578). Deze overschrijding zal wel in de fase van het vaststellen van de strafmaat worden meegewogen.

De rechtbank zal, gelet op voornoemd arrest van 17 juni 2008, het verweer van de raadslieden tot niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de vervolging van verdachte dan ook verwerpen.

4.2

Verjaring feit 2

4.2.1

Het standpunt van de verdediging

De raadslieden hebben verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging in verband met verjaring van het onder 2 tenlastegelegde feit van de periode tot 29 oktober 2004.

4.2.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het recht tot strafvordering ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit over de periode tot 29 oktober 2004 is vervallen wegens verjaring.

4.2.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit in verband met verjaring overweegt de rechtbank het volgende.

Verdachte wordt verweten opzettelijk in strijd met artikel 17.1 Wm te hebben gehandeld.

Tot 23 mei 2013 stond artikel 17.1 Wm als economisch delict genoemd onder artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten (hierna: WED)4. Ingevolge artikel 2 onder 1 WED betreft dit delict een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT