Uitspraak Nº 15/997504-14. Rechtbank Noord-Holland, 2019-05-08

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:3908
Docket Number15/997504-14
Date08 Mayo 2019
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Haarlemmermeer

Meervoudige economische strafkamer

Parketnummer: 15/997504-14 (P)

Uitspraakdatum: 8 mei 2019

Tegenspraak

Vonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15, 16 en 17 april 2019 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

gevestigd op het adres [adres] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. M.C.A. Plantenga en mr. K. Zweers en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. drs. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1:

samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 als houder van dieren, een aantal transporten van voornamelijk vogels naar het buitenland heeft uitgevoerd, terwijl verdachte en de anderen wisten dat door hun handelen een verspreiding van een dierziekte kon worden veroorzaakt, niet alle maatregelen hebben genomen die van hun konden worden gevergd, omdat gebruik is gemaakt van valse of vervalste documenten;

(artikel 101a lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren)

feit 2:

samen met anderen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 november 2014 handelingen heeft verricht die ertoe strekten diergeneesmiddelen voorhanden te hebben, terwijl dit volgens de Regeling diergeneesmiddelen niet was toegestaan;

(artikel 2.19 Wet dieren)

feit 3:

samen met anderen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 november 2014 als houder van een dier handelingen heeft verricht die ertoe strekten diergeneesmiddelen voorhanden te hebben, terwijl dit niet was toegestaan omdat die geneesmiddelen niet voor duiven waren vergund;

(artikel 2.19 lid 1 Wet dieren)

feit 4:

samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste gezondheidscertificaten, dan wel deze gezondheidscertificaten voorhanden heeft gehad;

(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

feit 5:

samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste laboratoriumuitslagen, dan wel deze laboratoriumuitslagen voorhanden heeft gehad;

(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

feit 6:

samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste certificaten van oorsprong, dan wel deze certificaten van oorsprong voorhanden heeft gehad;

(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

feit 7:

samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste airwaybill en commercial invoice, dan wel deze documenten voorhanden heeft gehad;

(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

feit 8:

samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

(artikel 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.1.

Inleiding

In 2011 kwamen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: de NVWA) signalen binnen dat er vermoedelijk valse documenten werden gebruikt bij het verzenden van dieren, voornamelijk vogels, vanuit Nederland naar het buitenland. In 2013 kwamen opnieuw signalen binnen, deze keer via het Belgische Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (hierna: het FAVV). Het FAVV ontving meldingen dat ook Belgische documenten werden vervalst voor de exporten van voornamelijk vogels naar derde landen, met name naar Koeweit en Bahrein. De vermoedelijk vervalste documenten betroffen voornamelijk:

- gezondheidscertificaten, die na keuring van de dieren worden afgegeven door een dierenarts die bij de NVWA of het FAVV is aangesloten;

- Certificaten van Oorsprong (hierna: CvO’s), waarmee wordt aangetoond uit welk land het dier oorspronkelijk afkomstig is en dat wordt verstrekt door de Kamer van Koophandel;

- laboratoriumuitslagen, waarbij de dieren op ziektes worden getest door het Central Veterinary Institute (hierna: CVI) te Lelystad en de Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer.

Hierop is een onderzoek gestart, waarbij de volgende bedrijven in beeld zijn gekomen:

- [medeverdachte 1, hierna: rechtspersoon 1] , [adres] (hierna voor de leesbaarheid van dit vonnis [rechtspersoon 1] te noemen);

- [medeverdachte 2, hierna: rechtspersoon 2] , [adres] ;

- [rechtspersoon, hierna: verdachte] , [adres] .

Dit betreffen werkmaatschappijen onder [medeverdachte 3, hierna: rechtspersoon 3] , [adres] .

[medeverdachte 4] is enig bestuurder en enig aandeelhouder (al dan niet middellijk via [rechtspersoon 3] ) van de voornoemde werkmaatschappijen. [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) geeft binnen [rechtspersoon 1] leiding aan de afdeling Customer Services en is tekenbevoegd bij [rechtspersoon 2] .

[rechtspersoon 1] , [verdachte] , [rechtspersoon 2] , [rechtspersoon 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn in dit onderzoek als (mede)verdachten aangemerkt.

3.2.

Standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.

3.3.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van nagenoeg alle feiten vrijspraak bepleit. Het standpunt van de verdediging zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven.

3.4

Oordeel van de rechtbank

3.4.1.

Partiële vrijspraak feit 1

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen [verdachte] ten aanzien van feit 1 onder 8, 12 en 13 ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat ten aanzien van deze zendingen niet kan worden vastgesteld of de export daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen [verdachte] ten aanzien van feit 1 onder 1, 2, 3 (en 10), 4, 6 (en 11), 7 en 9 ten laste is gelegd. Ten aanzien van de daarin genoemde zaaksdossiers 1 tot en met 6, 8 en 12 kan enige betrokkenheid van [verdachte] immers niet worden vastgesteld. De rechtbank zal [verdachte] daarom ook van deze onderdelen van feit 1 vrijspreken.

3.4.2.

Partiële vrijspraak feit 4

Nu de rechtbank ten aanzien van [verdachte] geen betrokkenheid bij de eerdergenoemde zaaksdossiers heeft vastgesteld, dient zij ook van het gebruik maken dan wel voorhanden hebben van de valse documenten genoemd onder feit 4 onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 te worden vrijgesproken.

Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de valse documenten die niet aan een zaaksdossier zijn verbonden evenmin enige betrokkenheid van [verdachte] kunnen vaststellen, zodat [verdachte] ook van feit 4 onder 8 zal worden vrijgesproken.

3.4.3.

Vrijspraak feit 5, 6 en 7

De onder feit 5, 6 en 7 ten laste gelegde valse documenten hebben onder meer betrekking op de zaaksdossier 1, 3, 5, 6, 8 en 12. Zoals hiervoor is overwogen, heeft [verdachte] geen betrokkenheid gehad bij deze zaaksdossiers. Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de valse documenten die niet aan een zaaksdossier zijn verbonden evenmin betrokkenheid van [verdachte] kunnen vaststellen. [verdachte] dient daarom van de feiten 5, 6 en 7 te worden vrijgesproken.

3.4.4.

Bewijsmiddelen

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de (overige) onder 1, 2, 3, 4 en 8 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.

3.5.

Bewijsoverwegingen

3.5.1

Bewijsverweer ten aanzien van de valse documenten (feit 1 en 4)

De raadsman van [verdachte] heeft niet betwist dat de in de tenlastelegging onder feit 1 en 4 genoemde documenten vals zijn, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat alle valse documenten door derden (klanten van [rechtspersoon 1] ) zijn aangeleverd. [medeverdachte 4] is weliswaar bestuurder van onder meer [rechtspersoon 1] en [verdachte] , maar heeft deze documenten nooit gezien en ook zijn medeverdachte [medeverdachte 5] wist niet dat de documenten vals waren. [rechtspersoon 1] regelde alleen het vervoer van de vogels naar het buitenland. Nu binnen [rechtspersoon 1] noch [verdachte] sprake is geweest van opzet op de valsheid, kunnen de feiten niet aan [verdachte] worden toegerekend en moet zij volgens de raadsman van feit 1 en feit 4 worden vrijgesproken.

De rechtbank verwerpt dit verweer. In het digitale administratiesysteem van [rechtspersoon 1] , genaamd Sprinter, zijn vele valse gezondheidscertificaten, CvO’s en laboratoriumuitslagen aangetroffen. Na onderzoek van de bedrijfsadministratie van [rechtspersoon 1] met behulp van het programma Xiraf (een zoekprogramma van het NFI) zijn nog meer valse documenten bij haar aangetroffen. De rechtbank wil aannemen dat mogelijk een deel van de valse documenten door klanten zijn aangeleverd, maar uit de hierna volgende bewijsoverwegingen blijkt dat [medeverdachte 4] als (middellijk) bestuurder van [rechtspersoon 1] , [verdachte] en [rechtspersoon 2] en [medeverdachte 5] , als werknemer van [rechtspersoon 1] , opzettelijk van deze valse documenten gebruik hebben gemaakt door deze mee te sturen bij het verzenden van vogels naar het buitenland. Dit is aan [rechtspersoon 1] , [verdachte] en [rechtspersoon 2] toe te rekenen.

3.5.2.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT