Uitspraak Nº 20/04338. Hoge Raad, 2022-05-20

ECLIECLI:NL:HR:2022:721
Date20 Mayo 2022
Docket Number20/04338

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 20/04338

Datum 20 mei 2022

BESCHIKKING

In de zaak van

1. BOX CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Eindhoven,

hierna: Box Consultants,

2. BOULDER B.V.,
gevestigd te Hilvarenbeek,

3. [verzoeker 3],
wonende te [woonplaats], België,

VERZOEKERS tot cassatie,

hierna gezamenlijk: Box Consultants c.s.,

advocaten: A.E.H. van der Voort Maarschalk en A.M. van Aerde,

tegen

[de belastingambtenaar],
woonplaats kiezende te Den Haag,

VERWEERDER in cassatie,

hierna: [de belastingambtenaar],

advocaten: S.M. Kingma en G.C. Nieuwland.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

a. de beslissing in de zaak 5831765 \ EJ VERZ 17-222 van de kantonrechter te Eindhoven van 10 juli 2019;

b. de beschikking in de zaak 200.267.374/01 van gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 september 2020.

Box Consultants c.s. hebben tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

[de belastingambtenaar] heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaten van Box Consultants c.s. hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten en feiten
2.1

Deze uitspraak gaat over de vraag of een (voormalig) medewerker van de Belastingdienst als getuige in een civiele procedure een verschoningsrecht kan ontlenen aan de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) of de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg).

2.2

Deze zaak is een vervolg op de beschikking van de Hoge Raad van 7 september 20181. In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten zoals weergegeven in die beschikking. Die komen, samengevat, op het volgende neer.

(i) Box Consultants is een vermogensbeheerder en beleggingsonderneming.

(ii) De Belastingdienst heeft in augustus 2009 een brief (hierna: de IRS-brief) ontvangen die afkomstig zou zijn van de federale belastingdienst (hierna: IRS) van de Verenigde Staten van Amerika. In de IRS-brief is de aandeelhouder van Box Consultants beschuldigd van verduistering en witwassen.

(iii) In 2011 is de Belastingdienst bij Box Consultants c.s. een boekenonderzoek begonnen. Nadien is een strafrechtelijk onderzoek aangevangen. Box Consultants c.s. worden verdacht van valsheid in geschrift en witwassen.

(iv) Gebleken is dat de IRS-brief niet van IRS afkomstig was, maar geschreven was door een oud-werknemer van Box Consultants. Deze oud-werknemer stelt de brief te hebben geschreven om misstanden bij Box Consultants c.s. aan de orde te stellen. De oud-werknemer heeft met ambtenaren van de Belastingdienst gesproken.

2.3.1

Box Consultants c.s. hebben een voorlopig getuigenverhoor verzocht. Aan hun verzoek hebben zij ten grondslag gelegd dat zij nader bewijs willen vergaren (i) over alle feiten en omstandigheden met betrekking tot de IRS-brief en (ii) over welke vertrouwelijke bedrijfsgegevens van Box Consultants c.s. de oud-werknemer beschikt en welke van die gegevens hij buiten de controlesfeer van Box Consultants c.s. heeft gebracht door deze aan derden te verstrekken, en wat met de gegevens is gebeurd dan wel gebeurt. Zij willen door het voorlopig getuigenverhoor bewijs verkrijgen met het oog op vorderingen die zij overwegen in te stellen tegen de oud-werknemer dan wel eventueel andere betrokken personen.

Als te horen getuigen hebben Box Consultants c.s. opgegeven de oud-werknemer en de deurwaarder die op verzoek van Box Consultants c.s. bewijsbeslag ten laste van de oud-werknemer heeft gelegd, alsmede (voormalige) medewerkers van de Belastingdienst, waaronder [de belastingambtenaar], (voormalige) medewerkers van de FIOD en twee (voormalige) officieren van justitie die betrokken zijn (geweest) bij het hiervoor in 2.2 onder (iii) genoemde strafrechtelijke onderzoek tegen Box Consultants c.s.

2.3.2

De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen.

In hoger beroep is de beschikking van de kantonrechter vernietigd en is een voorlopig getuigenverhoor bevolen tot het horen van uitsluitend de oud-werknemer en de deurwaarder.2

De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof vernietigd voor zover het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor van Box Consultants c.s. is afgewezen en Box Consultants c.s. zijn veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.3

Na verwijzing is de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.4

2.3.3

De kantonrechter heeft vervolgens de verhoren bepaald en onder anderen [de belastingambtenaar] als getuige gehoord.

[de belastingambtenaar] heeft zich met betrekking tot vragen over de gang van zaken rondom de IRS-brief op een verschoningsrecht beroepen. De kantonrechter heeft dit beroep van [de belastingambtenaar] op een verschoningsrecht afgewezen.

2.3.4

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd.5 Het heeft, voor zover in cassatie van belang, verstaan dat [de belastingambtenaar] wel een op zijn geheimhoudingsplicht uit hoofde van zowel art. 67 AWR als art. 52 Wjsg gebaseerd verschoningsrecht toekomt, en het door [de belastingambtenaar] gedane beroep op zijn verschoningsrecht gehonoreerd ten aanzien van een aantal vragen.

2.3.5

Het hof heeft, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen.

Voor art. 52 lid 1 Wet justitiële gegevens (hierna: Wjg) en art. 30 Wet politieregisters (hierna: Wpr), de voorlopers van de Wjsg en de Wet politiegegevens (hierna: Wpg), gold dat de geheimhoudingsplicht door de desbetreffende ambtenaar kon worden ingeroepen in een civiel getuigenverhoor, nu de wetgever in de desbetreffende wet zelf de afweging heeft gemaakt welke uitzondering(en) zou(den) gelden, en het optreden als getuige niet genoemd staat. (rov. 3.8.2.7)
Ook in de huidige tekst van art. 52 Wjsg staat dat alleen uitzonderingen aan de orde zijn waarin de Wjsg zelf voorziet. (rov. 3.8.2.8-3.8.2.9)
Art. 39b Wjsg gaat (slechts) over gegevensverwerking. De regels over gegevensverstrekking staan in art. 39f Wjsg, met daarbij behorend een uitgebreid gereglementeerd verstrekkingsregime. Daaruit blijkt geen onbeperkte getuigplicht zoals Box Consultants c.s. voorstaan. (rov. 3.8.2.10)
De Wpg lijkt iets anders te bepalen. Sinds 2008 is in art. 7 Wpg sprake van een uitzondering “voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht”. “Deze wet” is dus vervangen door “de wet”. (rov. 3.8.2.11-3.8.2.12)
Uit de parlementaire geschiedenis van de Wpg blijkt dat in art. 7 Wpg niet langer een geheimhoudingsplicht is vervat die ook gaat boven bepalingen die een getuigplicht bevatten. (rov. 3.8.2.13)
In algemene zin komt in ieder geval op grond van art. 52 Wjsg aan de officieren van justitie en opsporingsambtenaren als getuige in een civiel getuigenverhoor een verschoningsrecht toe ter borging van deze geheimhoudingsplicht. De afweging wat in geval van een civiel getuigenverhoor zwaarder weegt (waarheidsvinding of geheimhouding) heeft de wetgever al gemaakt. Aan een belangenafweging komt het hof niet toe. (rov. 3.8.3)
Of dit op de Wjsg gebaseerde verschoningsrecht wordt ingeroepen, is aan de getuige. Indien de getuige het verschoningsrecht eerder niet heeft ingeroepen, betekent dit niet dat is erkend dat een verschoningsrecht niet van toepassing is. (rov. 3.8.4)
Dat de verzochte informatie mede betrekking heeft op Box Consultants c.s., doet aan de mogelijkheid het verschoningsrecht in te roepen niet af. Voor het feit dat de oud-werknemer geen bezwaar zou maken geldt hetzelfde, nog los van het feit dat geen bezwaar maken niet hetzelfde is als ‘instemmen’. (rov. 3.8.5)
De in civiele zaken en fiscale zaken aan te leggen maatstaf is dat de rechter een beroep op een verschoningsrecht tamelijk marginaal moet toetsen. Verder moet ten aanzien van de belastingambtenaar dezelfde conclusie worden getrokken als ten aanzien van de officier van justitie en de opsporingsambtenaar in relatie tot de Wjsg. Voor het geval door de desbetreffende ambtenaren ook werkzaamheden zijn verricht die kwalificeren als werkzaamheid in de zin van art. 67 AWR, bestaat er voorts een dubbele grondslag voor een in te roepen verschoningsrecht. (rov. 3.8.7)
Aan de getuige komt een verschoningsrecht toe, hetzij gebaseerd op de AWR, hetzij gebaseerd op de Wjsg, hetzij op beide regelingen, en niet op grond van de Wpg. Per vraag kan de getuige zich op genoemd verschoningsrecht beroepen en zal moeten worden beoordeeld in hoeverre dat terecht is. (rov. 3.9)
[de belastingambtenaar] heeft geweigerd vragen te beantwoorden over de IRS-brief, nu de informatie waarnaar wordt gevraagd, ziet op fiscale aangelegenheden. [de belastingambtenaar] heeft zich erop beroepen dat hij daarover niet kan verklaren en dat hij zich beroept op zijn verschoningsrecht met betrekking tot alle vragen over gegevens die hij uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft gekregen. (rov. 3.12.1)
De kantonrechter heeft dit beroep verworpen nu zij geen verschoningsrecht als gebaseerd op een geheimhoudingsplicht krachtens de AWR aanwezig achtte met betrekking tot de IRS-brief. Voorts heeft zij het beroep op een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT