Uitspraak Nº 200.137.569_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-07-03

ECLIECLI:NL:GHSHE:2018:2800
Docket Number200.137.569_01
Date03 Julio 2018
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.137.569/01

arrest van 3 juli 2018

in de zaak van

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante,

hierna aan te duiden als Dexia,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,

op het bij exploot van dagvaarding van 31 oktober 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 21 augustus 2013, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen Dexia als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 701115 CV EXPL 12-712)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep;

  • -

    de memorie van grieven met producties;

  • -

    de memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in incidenteel appel met producties;

  • -

    de memorie van antwoord in incidenteel appel met producties;

  • -

    de akte van [geïntimeerde] d.d. 20 mei 2014 met productie;

  • -

    de antwoordakte van Dexia d.d. 17 juni 2014;

  • -

    de akte van Dexia d.d. 1 november 2016 met productie;

  • -

    de antwoordakte van [geïntimeerde] d.d. 29 november 2016 met producties.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling
3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

a. a) [geïntimeerde] heeft op 11 april 2000 met Bank [bank] N.V. een overeenkomst gesloten die is aangeduid als Allround Effect Vooruitbetaling (contractnummer [contractnummer] ; hierna te noemen: de overeenkomst). De overeenkomst betrof een zogenaamde effectenleaseovereenkomst. De overeenkomst is gesloten na bemiddeling van de verkooporganisatie [tussenpersoon] .

b) Bank [bank] N.V. is de rechtsvoorganger van Dexia. Met Dexia wordt hierna ook Bank [bank] N.V. bedoeld.

c) Op grond van de overeenkomst heeft [geïntimeerde] van Dexia een bedrag geleend van

€ 68.083,89. Met het geleende bedrag heeft Dexia voor rekening en risico van [geïntimeerde] gekocht het [bank] AEX Plus Certificaat.

De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 240 maanden. De contractuele rente over de eerste 60 maanden bedroeg € 34.850,32, te voldoen ineens na het aangaan van de overeenkomst. Vanaf de 61e maand diende [geïntimeerde] een maandtermijn te voldoen van

€ 726,05 ter voldoening van rente en aflossing. Na voldoening van alle termijnen zou de lening aan het einde van de looptijd van 20 jaar volledig zijn afgelost.

d) Dexia heeft de overeenkomst voor afloop van de contractduur beëindigd. Bij ongedateerde brief heeft Dexia aan [geïntimeerde] een eindafrekening toegezonden (inl. dagv., prod. 2). Rekening houdend met de koers(en) van de aangekochte certificaten op 16 juni 2005 is de restschuld door Dexia in haar eindafrekening begroot op € 16.464,46.

e) [geïntimeerde] is niet gebonden aan de door het gerechtshof Amsterdam bij beschikking van 25 januari 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033, NJ 2007/427) verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst omdat hij tijdig een opt-out-verklaring heeft uitgebracht.

3.2.1.

In de onderhavige procedure vordert Dexia in conventie betaling door [geïntimeerde] van € 5.087,60 te vermeerderen met rente en kosten.

3.2.2.

Aan deze vordering heeft Dexia, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.

Bij de (tussentijdse) beëindiging van de overeenkomst zijn de door Dexia gekochte effecten verkocht. De opbrengst van € 46.878,41 was niet toereikend om het restant van de aankoopsom te voldoen, waardoor een restschuld is ontstaan van € 16.464,46.

Uit de uitspraken van de Hoge Raad van 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH2815, BH2811, BH2822) volgt dat Dexia bij het aangaan van de overeenkomst heeft gehandeld in strijd met de zorgplicht die zij jegens [geïntimeerde] in acht had behoren te nemen en deswege schadeplichtig is. Ten aanzien van de schade die bestaat uit de restschuld, heeft op grond van de rechtspraak (hof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4978, BK4981, BK4982 en BK6985) te geleden dat onder toepassing van artikel 6:101 BW 1/3 deel van de eindafrekening voor rekening van [geïntimeerde] blijft, aangezien hij bekend was dan wel had kunnen zijn met het aan de overeenkomst verbonden risico.

Omdat de verplichtingen die voor [geïntimeerde] uit de overeenkomst voortvloeiden voor hem niet zijn aan te merken als een onaanvaardbare zware financiële last (en Dexia het aangaan van de overeenkomst niet aan [geïntimeerde] had behoeven te ontraden) brengt toepassing van art. 6:101 BW op grond van de rechtspraak mee dat de door [geïntimeerde] betaalde maandtermijnen geheel voor rekening van [geïntimeerde] komen.

3.2.3.

[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover in hoger beroep nog van belang luidt dit verweer als volgt. De overeenkomst met Dexia is gesloten op advies van en door bemiddeling van de verkooporganisatie [tussenpersoon] . Als cliëntenremisier was [tussenpersoon] vrijgesteld van haar vergunningsplicht ex artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte), maar voorwaarde van die vrijstelling was dat zij zich moest onthouden van het adviseren of aanprijzen van specifieke producten (cva, 38). [tussenpersoon] handelde bij de advisering van haar cliënten (waaronder ook [geïntimeerde] ) met volledig medeweten en instemming van Dexia. Omdat Dexia hiervan op de hoogte was, had zij op grond van artikel 41 van de Nadere Regeling 1999 (hierna: NR 1999) de door [tussenpersoon] aangebrachte order betreffende [geïntimeerde] niet mogen accepteren. De door Dexia gestelde verdeling van de schade is niet in overeenstemming met de ernst van de verwijten die over en weer aan partijen kunnen worden gemaakt ten aanzien van het ontstaan van de schade. Gezien de ernst van het verwijtbare handelen van Dexia dient een aanzienlijk groter deel van de schade voor rekening van Dexia te komen (cva, 61). De vordering tot betaling van 1/3 deel van de restschuld moet om die reden worden afgewezen.

3.2.4.

In reconventie vordert [geïntimeerde] betaling van € 34.850,40 te vermeerderen met rente en kosten. Dit betreft de contractuele rente over de eerste 60 maanden die [geïntimeerde] terstond bij aanvang van de overeenkomst heeft betaald. Aan zijn vordering in reconventie legt [geïntimeerde] ten grondslag hetgeen hij in conventie als verweer heeft gevoerd, te weten dat Dexia ook voor dit deel van de schade aansprakelijk is omdat [tussenpersoon] met medeweten van Dexia in strijd met de wettelijke bepalingen beleggingsadvies aan [geïntimeerde] heeft verstrekt en Dexia desondanks de overeenkomst met [geïntimeerde] is aangegaan.

3.2.5.

Dexia heeft verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang, nader worden ingegaan.

3.2.6.

In het beroepen vonnis heeft de kantonrechter in conventie de vordering van Dexia afgewezen en in reconventie de vordering van [geïntimeerde] toegewezen met veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie. Daartoe heeft de kantonrechter onder meer (en voor zover in hoger beroep van belang) het volgende geoordeeld. Het was [tussenpersoon] wettelijk verboden om de door Dexia aangeboden overeenkomsten van effectenlease bij [geïntimeerde] aan te prijzen en om het aangaan van die overeenkomsten te adviseren. Dexia wist dat [tussenpersoon] als adviseur optrad en heeft in strijd met de wet gehandeld door de order van [tussenpersoon] voor het aangaan van een overeenkomst met [geïntimeerde] te accepteren. Om die reden kan, aldus de kantonrechter, [geïntimeerde] nauwelijks tot geen eigen schuld worden verweten. De fout die [geïntimeerde] bij het aangaan van de overeenkomst heeft gemaakt, valt in het niet bij de door [tussenpersoon] en Dexia...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT