Uitspraak Nº 200.267.800/01 en 200.270.080/01. Gerechtshof Amsterdam, 2021-01-26

ECLIECLI:NL:GHAMS:2021:212
Date26 Enero 2021
Docket Number200.267.800/01 en 200.270.080/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummers: 200.267.800/01 en 200.270.080/01

zaaknummers rechtbank: C/15/255150 / FA RK 17-865 en C/15/265935 / FA RK 17-6353

beschikking van de meervoudige kamer van 26 januari 2021 inzake

[de man] ,

wonende te [plaats a] , gemeente [X] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. M. Verhoog te Alkmaar,

en

[de vrouw] ,

wonende te [plaats b] , gemeente [Z] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. Y.M. van Vliet te Amsterdam.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 17 juli 2019, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De man is op 16 oktober 2019 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.

2.2

De vrouw heeft op 27 november 2019 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De man heeft op 8 januari 2020 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 10 september 2020 met bijlagen, ingekomen op 11 september 2020;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 18 september 2020 met bijlagen, ingekomen op 21 september 2020;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 23 september 2020, ingekomen op dezelfde datum.

2.5

De mondelinge behandeling heeft op 28 september 2020 plaatsgevonden. De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de vrouw is mr. H.A. Hapert verschenen, die heeft waargenomen voor mr. Van Vliet voornoemd. De advocaat van de man heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd. De advocaat van de vrouw heeft op verzoek van het hof de draagkrachtberekening behorend bij de bestreden beslissing overgelegd.

De vrouw is met bericht van verhindering niet verschenen.

3 De feiten
3.1

Partijen zijn [in] 2002 onder het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd. Hun huwelijk is op 17 januari 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 15 augustus 2018 in de registers van de burgerlijke stand. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren.

3.2

Bij voormelde echtscheidingsbeschikking van 15 augustus 2018 is de beslissing ten aanzien van de partneralimentatie en de gevraagde nevenvoorzieningen ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden pro forma aangehouden.

3.3

Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.

4 De omvang van het geschil
4.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, bepaald dat de man € 2.311,- bruto per maand dient te betalen aan de vrouw als uitkering tot levensonderhoud (hierna ook: partneralimentatie) met ingang van 17 januari 2019. Tevens is de wijze van verdeling gelast van onder meer de voormalig echtelijke woning aan de [a-straat] te [plaats a] , gemeente [X] , zoals overwogen onder 2.23 en 2.24 van de bestreden beschikking.

Deze beschikking is gegeven op het verzoek van de vrouw, voor zover thans van belang, een partneralimentatie te bepalen van € 4.451,- per maand en de verzoeken van beide partijen ten aanzien van de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk.

4.2

Naar het hof begrijpt, verzoekt de man in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de vrouw alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek met betrekking tot de partneralimentatie, dan wel haar verzoek af te wijzen, althans een zodanige beschikking te wijzen als het hof juist acht.

4.3

De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans het door de man verzochte af te wijzen.

In incidenteel hoger beroep verzoekt de vrouw, - naar het hof begrijpt met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre -, toebedeling aan haar van de echtelijke woning te [plaats a] , met veroordeling van de man in de kosten van de procedure in beide instanties in principaal en incidenteel appel.

4.4

De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw in incidenteel hoger beroep en verzoekt de vrouw in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.

5 De motivering van de beslissing

In principaal hoger beroep

5.1

Het geschil tussen partijen ziet allereerst op de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie. Partijen zijn verdeeld over de behoeftigheid van de vrouw, haar draagkracht in het kader van de jusvergelijking en de draagkracht van de man.

5.2

De man betoogt met zijn eerste grief dat de rechtbank ten onrechte zijn verweer heeft verworpen dat van hem naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet gevergd kan worden (volledig) in het onderhoud van de vrouw te voorzien. Bij de beoordeling van het verzoek tot een bijdrage in het levensonderhoud spelen alle omstandigheden een rol, waaronder het feit dat de vrouw kort na uiteengaan van partijen, in 2015, geruime tijd heeft samengeleefd met de heer [A] (hierna: [A] ) als waren zij gehuwd. De man wijst in dat verband op het bepaalde in artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het hof dient naar analogie van dat artikel eerst te beoordelen of de verplichting van de man om de vrouw levensonderhoud te verschaffen is geëindigd, dan wel nooit heeft bestaan, als gevolg van de samenwoning van de vrouw met [A] . De man wijst in dit verband op foto’s met meubels van de vrouw in de woning van [A] en berichtenverkeer tussen de man en [A] , waaruit blijkt dat zij een affectieve relatie hadden en met elkaar samenleefden. Ook wijst de man op overgelegde stukken waaruit blijkt dat de vrouw zich heeft uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie en met [A] naar Aruba is vertrokken en daar met hem heeft samengeleefd. Weliswaar slaat artikel 1:160 BW op de situatie na het huwelijk/echtscheiding, maar de omstandigheid dat de vrouw ten tijde van het huwelijk met een ander heeft samengeleefd als waren zij gehuwd, maakt dat zij haar recht op partneralimentatie heeft verspeeld, aldus de man.

5.3

De vrouw betwist dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT