Uitspraak Nº 200.280.716. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-12-29

ECLIECLI:NL:GHARL:2020:10840
Date29 Diciembre 2020
Docket Number200.280.716
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.280.716

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 493746)

beschikking van 29 december 2020

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam,

en

[verweerster] ,

wonende te [B] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. A.M. Beuwer te Utrecht.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 april 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 juli 2020;

  • -

    het verweerschrift met producties;

  • -

    een journaalbericht van mr. Beuwer van 12 november 2020 met producties;

  • -

    een journaalbericht van mr. Aalmoes van 15 november 2020 met producties;

  • -

    een journaalbericht van mr. Beuwer van 18 november 2020 met producties, en

  • -

    een journaalbericht van mr. Aalmoes van 22 november 2020 met producties.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 26 november 2020 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3 De feiten
3.1

De man en de vrouw, die nooit met elkaar hebben samengewoond, zijn de ouders van [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2012 te [C] .

De man heeft [de minderjarige] erkend. De vrouw oefent het gezag uit over [de minderjarige] . De relatie van de man en de vrouw is in 2014 verbroken.

3.2

Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 12 december 2019, heeft de man de rechtbank verzocht:

- te bepalen dat hij samen met de vrouw zal worden belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] ;

  • -

    de door hem verzochte omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] vast te stellen en

  • -

    te bepalen dat hij € 25,- per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .

3.3

De vrouw heeft verweer gevoerd en, bij wijze van zelfstandig verzoek, gevraagd om te bepalen dat de man aan haar met ingang van 1 november 2019 € 150,- per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .

4 De omvang van het geschil
4.1

Bij de bestreden beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de man met ingang van 1 november 2019 € 150,- per maand aan de vrouw dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .

De rechtbank heeft voorts een voorlopige omgangsregeling vastgesteld en de (definitieve) beslissing ten aanzien van het gezag en de omgangsregeling aangehouden.

4.2

De man is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking voor zover daarbij de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] is vastgesteld en, opnieuw beschikkende, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel dat verzoek ongegrond te verklaren dan wel dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT