Uitspraak Nº 200.282.420. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2021-01-11

ECLIECLI:NL:GHARL:2021:174
Docket Number200.282.420
Date11 Enero 2021
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.282.420

(zaaknummer rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, 6873581,

zaaknummer gerechtshof ’s-Hertogenbosch 200.247.893

zaaknummer Hoge Raad 19/03562)

beschikking van 11 januari 2021

in de door de Hoge Raad naar dit hof verwezen zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,

verzoeker in hoger beroep,

in eerste aanleg: verweerder, tevens verzoeker in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,

hierna: [de docent] ,

advocaat: mr. A. Kara,

tegen:

Stichting Zuyd Hogeschool,

gevestigd te Heerlen,

verweerster in hoger beroep,

in eerste aanleg: verzoekster, tevens verweerster in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,

hierna: de Hogeschool,

advocaat: mr. J.L. Coenegracht,

1 Het verloop van de procedure
1.1

Voor het verloop van de procedure tot aan de beschikking van de Hoge Raad van 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1307 (hierna: de verwijzingsbeschikking) verwijst het hof naar die beschikking. Bij de verwijzingsbeschikking heeft de Hoge Raad de beschikking van het hof te ’s-Hertogenbosch van 2 mei 2019 (ECLI:GHSHE:2019:1649) vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing, met veroordeling van [de docent] in de kosten van het geding in cassatie.

1.2

Het verdere verloop van de procedure is als volgt:

- de brief van de Hogeschool van 5 augustus 2020, ter griffie ontvangen op 7 augustus 2020, waarbij de zaak is aangebracht bij dit hof;

- de brief van de Hogeschool van 27 augustus 2020, waarbij procesdossiers zijn toegezonden aan het hof;

- de aktes na verwijzing van beide partijen, met producties, ontvangen op 8 december 2020;

- de op 11 december 2020 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd;

- het schriftelijk bericht van 24 december 2020 van [de docent] , waarin wordt bericht dat partijen geen minnelijke regeling hebben bereikt.

1.2

Hierna heeft het hof uitspraak bepaald.

2 De verdere beoordeling in het hoger beroep

inleiding

2.1

[de docent] is vanaf 1989 in dienst geweest bij (de rechtsvoorganger van) de Hogeschool. Hij was senior docent bewegingsleer aan de toneelacademie. De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking op het verzoek van de Hogeschool geoordeeld dat een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst bestaat, te weten verwijtbaar handelen of nalaten door [de docent] , zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. De kantonrechter heeft het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst eindigt vastgesteld op 12 juli 2018. De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat [de docent] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en geen transitievergoeding toekomt. Het hof ’s-Hertogenbosch heeft in zijn beschikking van 2 mei 2019 de oordelen van de kantonrechter over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst bekrachtigd, maar de Hogeschool wel veroordeeld aan [de docent] de transitievergoeding te betalen, omdat naar het oordeel van het hof de handelwijze van [de docent] geen ernstig verwijtbaar handelen oplevert. De Hoge Raad heeft in de verwijzingsbeschikking geoordeeld dat het hof die laatste beslissing onvoldoende (begrijpelijk) heeft gemotiveerd.

de omvang van de rechtsstrijd na cassatie

2.2

Op grond van de in cassatie niet bestreden onderdelen van de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch staat ten aanzien van de handelwijze van [de docent] het volgende vast:

(i) [de docent] heeft tijdens een les in 2017 zijn hand op de billen van meldster 1 gelegd, of een tik op haar billen gegeven, en daarbij gezegd dat hij dat al langer had willen doen (hierna: “de biltik”);

(ii) [de docent] heeft tijdens de laatste les voor de zomervakantie van 2017 een massageles gegeven. De studenten werkten in tweetallen in het leslokaal, waarbij de een de ander masseerde. De student die werd gemasseerd lag op een matje op de vloer. Halverwege de les werden de rollen omgedraaid. [de docent] ‘gebruikte’ meldster 2 om voor te doen hoe de studenten elkaar moesten masseren. [de docent] en meldster 2 bevonden zich in het midden van het leslokaal. De studenten keken welke handelingen [de docent] ten aanzien van meldster 2 verrichtte en deden die handelingen na. Op die manier werd stap voor stap het hele lichaam gemasseerd. Dat gebeurde tegelijkertijd door zowel de studenten onderling als door [de docent] ten aanzien van meldster 2. Tijdens de massage werden verschillende spiergroepen gemasseerd waaronder de billen, de borst(spieren) en de benen tot en met de liezen. Nadat er onderling gewisseld was, heeft [de docent] meldster 2 nogmaals op dezelfde wijze gemasseerd (hierna: “de massageles”).

2.3

Verder staat vast dat deze handelwijze ten aanzien van deze twee incidenten verwijtbaar handelen of nalaten van [de docent] oplevert op grond van de overwegingen onder 3.12 tot en met 3.15 van de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch. Die overwegingen komen kort gezegd neer op het volgende:

( a) [de docent] is herhaaldelijk gewaarschuwd: in 2006 en in 2010 is hij erop gewezen dat er signalen waren dat de fysieke houdingscorrecties tijdens de bewegingslessen bij met name vrouwelijke studenten tot verwarring leidden. In 2006 is [de docent] opgedragen te onderzoeken welke didactische of methodische wijzigingen aangebracht kunnen worden in zijn lesmethode. In 2010 is hem elke vorm van fysiek contact tijdens de bewegingslessen verboden;

( b) van [de docent] had vanuit zijn verantwoordelijkheid als docent voor een veilige leeromgeving voor de studenten een meer prudente opstelling verwacht mogen worden. Daaraan doet niet af dat de Hogeschool ervan op de hoogte zou zijn geweest dat [de docent] leerlingen weer aanraakte in de les;

( c) de biltik (en de daarop volgende opmerking van [de docent] ) diende geen enkel didactisch doel en [de docent] heeft onvoldoende professionele afstand in acht genomen;

( d) de massageles was grensoverschrijdend, in elk geval had [de docent] meldster 2 niet nogmaals moeten masseren, waarbij in het midden is gelaten of de demonstratie van de massage door [de docent] een didactisch doel diende;

( e) de formele bezwaren van [de docent] tegen de na de meldingen gevolgde procedure kunnen er niet aan afdoen dat de incidenten (i) en (ii) hebben plaatsgevonden en dat die verwijtbaar zijn.

2.4

Tegen deze achtergrond zal het hof beoordelen of de gedragingen van [de docent] , zoals onder 2.2 onder (i) en (ii) omschreven, niet alleen verwijtbaar maar ook ernstig verwijtbaar zijn. In dat laatste geval heeft [de docent] geen aanspraak op de transitievergoeding en moet hij deze terugbetalen aan de Hogeschool.

het juridisch kader: terughoudende toepassing van artikel 7:673 lid 7 onder c BW

2.5

Het uitgangspunt van de Wet werk en zekerheid (Wwz) is dat de werkgever “in beginsel altijd” een transitievergoeding is verschuldigd aan de werknemer indien de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt beëindigd. De transitievergoeding is niet verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer1. De Hoge Raad heeft in de zogeheten Woondroomzorg-uitspraak...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT