Uitspraak Nº 201506502/1/V2. Raad van State, 2016-04-13

ECLIECLI:NL:RVS:2016:891
Date13 Abril 2016
Docket Number201506502/1/V2
CourtCouncil of State (Netherlands)

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201506502/1/V2.

Datum uitspraak: 13 april 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam (hierna: de rechtbank), van 7 augustus 2015 in zaken nrs. 15/12918 en 15/12919 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 7 augustus 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. 201507952/1/V2 ter zitting behandeld op 15 december 2015, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. A.A. Vermeij, advocaat te Voorburg, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.A. Visser, werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Aanleiding

2. In de voorliggende zaak, en de gelijktijdig ter zitting behandelde zaak nr. 201507952/1/V2, gaan de voorgedragen grieven over de rechterlijke toetsing van het standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de desbetreffende vreemdelingen. In beide zaken heeft de rechtbank op de ingestelde beroepen het op 20 juli 2015 in werking getreden artikel 83a van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) toegepast. In dat artikel is artikel 46, derde lid, van Richtlijn 2013/32/EU (hierna: de Procedurerichtlijn) geïmplementeerd. Ingevolge dat artikel omvat de toetsing van de rechtbank een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.

2.1. In deze uitspraak en in de uitspraak van vandaag in zaak nr. 201507952/1/V2 geeft de Afdeling uitleg aan de gevolgen van artikel 83a van de Vw 2000 voor de manier waarop de Nederlandse bestuursrechter in eerste aanleg een standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van een asielrelaas toetst.

Deze uitspraak gaat over de vraag of die bepaling ertoe dwingt dat de Nederlandse bestuursrechter de bevoegdheid heeft om, in afwijking van de algemene Nederlandse bestuursrechtelijke uitgangspunten, een eigen oordeel te geven over de door een vreemdeling in het kader van zijn asielaanvraag gestelde feiten en daarmee over de geloofwaardigheid van een asielrelaas, en dus om zijn oordeel over de geloofwaardigheid van een asielrelaas in de plaats te stellen van dat van de staatssecretaris. De uitspraak met zaak nr. 201507952/1/V2 gaat over de betekenis van artikel 83a van de Vw 2000 voor de voor de intensiteit van de toetsing door de bestuursrechter van een standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van een asielrelaas.

Met deze uitspraken wordt invulling gegeven aan de uit de wetsgeschiedenis blijkende wens van de wetgever dat de Afdeling richting geeft bij de uitleg van voormeld artikel 83a, uit oogpunt van rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming in algemene zin (Kamerstukken II 2014/15, 34 088, nr. 3, blz. 22).

Volgorde van behandeling

3. De Afdeling gaat hierna eerst in op de vraag of artikel 83a van de Vw 2000 de Nederlandse bestuursrechter in eerste aanleg de bevoegdheid geeft om, in afwijking van de algemene Nederlandse bestuursrechtelijke uitgangspunten, zijn oordeel over de geloofwaardigheid van een asielrelaas in de plaats te stellen van dat van de staatssecretaris. Daarna wordt de gegeven uitleg, en de uitleg in zaak nr. 201507952/1/V2, toegepast bij de behandeling van de grieven in deze zaak.

Standpunten van partijen

4. Ter zitting bij de Afdeling heeft de staatssecretaris zijn standpunt aldus toegelicht, dat met artikel 83a van de Vw 2000 niet is beoogd de bestuursrechter de bevoegdheid toe te kennen om zijn oordeel over de geloofwaardigheid van een asielrelaas in de plaats te stellen van dat van de staatssecretaris. Daartoe heeft de staatssecretaris verwezen naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 83a van de Vw 2000. Daarin staat dat de wetgever voor de uitleg van dit artikel heeft aangesloten bij het algemene Nederlandse bestuursrechtelijk stelsel dat het bestuur de wet uitvoert, en dat de bestuursrechter de door het bestuur genomen besluiten toetst op rechtmatigheid (Kamerstukken II 2014/15, 34 088, nr. 3, blz. 20 en 21, en Kamerstukken I 2014/15, 34088, nr. C, blz. 2). De staatssecretaris wijst erop dat uit de opzet van de Procedurerichtlijn blijkt dat de beslissingsautoriteit de primaire rol in de asielprocedure vervult. Volgens de staatssecretaris blijft daarom, na implementatie van de Procedurerichtlijn, het bestuurlijk oordeel over de geloofwaardigheid van een asielrelaas, vervat in een door hem genomen besluit, het uitgangspunt bij de door de bestuursrechter te verrichten toetsing (Kamerstukken II 2014/15, 34 088, nr. 6, blz. 27 en 31, en Kamerstukken I 2014/15, 34 088, nr. C, blz. 2).

De vreemdeling heeft zich, onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie (hierna: het Hof) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM), en een notitie van de Commissie Strategisch Procederen vanuit VluchtelingenWerk Nederland, gemotiveerd op het tegenovergestelde standpunt gesteld. De vreemdeling heeft verzocht om over de uitleg van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn, prejudiciële vragen te stellen aan het Hof.

Zelfstandig oordeel in het unierecht

5. Artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn is in artikel 83a van de Vw 2000 geïmplementeerd. De reikwijdte van het in artikel 83a voorgeschreven volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden moet daarom worden bepaald in het licht van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn. Die uitleg moet plaatsvinden volgens de door het Hof in zijn rechtspraak beschreven methode (zie punt 28 van het arrest van het Hof van 24 oktober 1996, C-72/95, Kraaijeveld, ECLI:EU:C:1996:404; punt 42 van het arrest van het Hof van 11 juni 2015, C-554/13, Z. Zh. en I.O., ECLI:EU:C:2015:377; en punt 58 van het arrest van het Hof van 24 juni 2015, C-373/13, H.T., ECLI:EU:C:2015:413). Daarom is bij de uitleg van de tekst van voormeld artikel 46, derde lid, een vergelijking van de verschillende taalversies vereist. Verder moet bij die uitleg rekening worden gehouden met de overige bepalingen, de context, en de doelstellingen van de Procedurerichtlijn. Bij de uitleg kan ook de totstandkomingsgeschiedenis van de Procedurerichtlijn worden betrokken (vergelijk punt 12 van het arrest van het Hof van 13 december 1989, C-342/87, Genius Holding BV, ECLI:EU:C:1989:635). De uitleg die de nationale wetgever aan artikel 83a van de Vw 2000, en daarmee aan artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn heeft gegeven, is dus niet leidend.

5.1. De tekst 'volledig en ex nunc onderzoek van zowel de feitelijke als juridische gronden' in artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn luidt in de Franse, Engelse en Duitse taalversies 'un examen complet et ex nunc tant des faits que des points d’ordre juridique', 'full and ex nunc examination of both facts and points of law', en 'eine umfassende Ex-nunc-Prüfung vorsieht, die sich sowohl auf Tatsachen als auch auf Rechtsfragen erstreckt'. Uit deze tekst in de verschillende taalversies volgt dat een volledig en ex nunc onderzoek zowel vragen van feitelijke aard als rechtsvragen moet kunnen omvatten, en dat geen enkel aspect of bestanddeel van een besluit aan rechterlijke toetsing mag zijn onttrokken. Uit de tekst van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn blijkt echter niet of daarmee is beoogd dat de bestuursrechter zijn oordeel over de geloofwaardigheid van een asielrelaas in de plaats moet kunnen stellen van dat van de staatssecretaris.

5.2. Omdat de tekst van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn geen uitsluitsel geeft over de vraag of deze bepaling ertoe dwingt dat de bestuursrechter zijn oordeel over de geloofwaardigheid van een asielrelaas in de plaats moet kunnen stellen van dat van de staatssecretaris, moeten de betekenis en reikwijdte van die bepaling ook worden bepaald met inachtneming van de overige bepalingen, context, doelstelling en geschiedenis van totstandkoming van de Procedurerichtlijn.

5.3. Zoals is overwogen in voormelde uitspraak in zaak nr. 201507952/1/V2, volgt uit het systeem van de Procedurerichtlijn dat het de taak van de beslissingsautoriteit is om, met de van hem geëiste deskundigheid en de waarborgen waarmee de bestuurlijke procedure is omgeven, een besluit te nemen op een verzoek om internationale bescherming. In dat systeem bestaat de rechterlijke taak uit een onderzoek naar de bestuurlijke besluitvorming dat alle vragen van zowel feitelijke aard als rechtsvragen kan omvatten (vergelijk punt 57 van het arrest van het Hof van 28 juli 2011, C-69/10, Samba Diouf, ECLI:EU:C:2011:524). Het systeem van de Procedurerichtlijn dwingt er echter niet toe dat de bestuursrechter zelf een asielverzoek beoordeelt zoals de beslissingsautoriteit dat volgens die richtlijn doet. In dat systeem toetst de bestuursrechter het door de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
27 temas prácticos
  • Uitspraak Nº NL21.14989. Rechtbank Den Haag, 2022-08-04
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 4 de agosto de 2022
    ...(zie rechtsoverwegingen 7. onderscheidenlijk 13.1. van de uitspraken van de Afdeling van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890 en ECLI:NL:RVS:2016:891). 4.6. Dit verschilt van het tot heden geldende ne bis-beoordelingskader in asielzaken. Zoals volgt uit wat hiervoor onder 3. is overwogen, ko......
  • Uitspraak Nº 201509196/1/V2. Raad van State, 2016-06-22
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 22 de junho de 2016
    ...(zie rechtsoverwegingen 7. onderscheidenlijk 13.1. van de uitspraken van de Afdeling van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890 en ECLI:NL:RVS:2016:891). Dit verschilt van het tot heden geldende ne bis-beoordelingskader in asielzaken. Zoals volgt uit wat hiervoor onder 3. is overwogen, kon daa......
  • Uitspraak Nº AWB 15/7044. Rechtbank Den Haag, 2016-07-28
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 28 de julho de 2016
    ...een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming. 9. Bij uitspraken van 13 april 2016 (in zaaknr. 201506502/1/V2, ECLI:NL:RVS:2016:891 en in zaak nr. 201507952/1/V2, ECLI:NL:RVS:2016:890) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitleg gegeven aan ......
  • Uitspraak Nº AWB 16/12251. Rechtbank Den Haag, 2017-04-06
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 6 de abril de 2017
    ...die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraken van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:890 en ECLI:NL:RVS:2016:891) heeft gegeven aan artikel 83a Vw ten aanzien van de vraag of de bestuursrechter de bevoegdheid heeft zich een eigen oordeel te vormen o......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
27 sentencias
  • Uitspraak Nº NL21.14989. Rechtbank Den Haag, 2022-08-04
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 4 de agosto de 2022
    ...(zie rechtsoverwegingen 7. onderscheidenlijk 13.1. van de uitspraken van de Afdeling van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890 en ECLI:NL:RVS:2016:891). 4.6. Dit verschilt van het tot heden geldende ne bis-beoordelingskader in asielzaken. Zoals volgt uit wat hiervoor onder 3. is overwogen, ko......
  • Uitspraak Nº 201509196/1/V2. Raad van State, 2016-06-22
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 22 de junho de 2016
    ...(zie rechtsoverwegingen 7. onderscheidenlijk 13.1. van de uitspraken van de Afdeling van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890 en ECLI:NL:RVS:2016:891). Dit verschilt van het tot heden geldende ne bis-beoordelingskader in asielzaken. Zoals volgt uit wat hiervoor onder 3. is overwogen, kon daa......
  • Uitspraak Nº AWB 15/7044. Rechtbank Den Haag, 2016-07-28
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 28 de julho de 2016
    ...een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming. 9. Bij uitspraken van 13 april 2016 (in zaaknr. 201506502/1/V2, ECLI:NL:RVS:2016:891 en in zaak nr. 201507952/1/V2, ECLI:NL:RVS:2016:890) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitleg gegeven aan ......
  • Uitspraak Nº AWB 16/12251. Rechtbank Den Haag, 2017-04-06
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 6 de abril de 2017
    ...die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraken van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:890 en ECLI:NL:RVS:2016:891) heeft gegeven aan artikel 83a Vw ten aanzien van de vraag of de bestuursrechter de bevoegdheid heeft zich een eigen oordeel te vormen o......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT