Uitspraak Nº 201507124/1/A1. Raad van State, 2016-12-21

ECLIECLI:NL:RVS:2016:3388
Date21 Diciembre 2016
Docket Number201507124/1/A1
CourtCouncil of State (Netherlands)

201507124/1/A1.

Datum uitspraak: 21 december 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Sint Jansklooster, gemeente Steenwijkerland,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 juli 2015 in zaak nr. 15/150 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2014 heeft het college [appellant] onder oplegging van dwangsommen onder meer gelast om op het perceel [locatie 1] te Sint Jansklooster (hierna: het perceel) twee gebouwen (gebouwen 2 en 3) te slopen en gesloopt te houden dan wel te veranderen tot hetgeen omgevingsvergunningvrij is toegestaan, het gebruik van gebouw 3 ten behoeve van bedrijfsactiviteiten te staken en gestaakt te houden en de kantoorvoorzieningen uit dat gebouw te verwijderen en verwijderd te houden.

Bij besluit, verzonden op 12 december 2014, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Bij uitspraak van 30 juli 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Bij besluit van 28 oktober 2015 heeft het college besloten tot invordering van beweerdelijk verbeurde dwangsommen.

[appellant] heeft een nadere reactie ingediend.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 augustus 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. drs. R.S. Wertheim, advocaat te Zwolle, het college, vertegenwoordigd door mr. F. de Groot en P. Kleine, beiden werkzaam bij de gemeente, en [belanghebbende], bijgestaan door ing. E.J.M. Zandbelt, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] bewoont de woning op het perceel. Aan de zuidoostzijde van de woning bevindt zich een kapschuur met garage met, ten tijde van het besluit van 17 juni 2014 en het bij de rechtbank bestreden besluit, aan beide zijden een overdekt terras (hierna: gebouw 2). Aan de zuid/zuidwestzijde van de woning bevindt zich een gebouw, waarvan niet in geschil is dat [appellant] dat destijds gebruikte voor bedrijfsdoeleinden (hierna: gebouw 3). De gebouwen 2 en 3 bevinden zich op een

afstand van meer dan 4 m van de woning.

[belanghebbende], die op het perceel [locatie 2] een melkveehouderijbedrijf exploiteert, heeft verzocht om handhaving ter zake van de op het perceel zonder omgevingsvergunning opgerichte bouwwerken, die op korte afstand van zijn veestal liggen. Daarbij stelt hij beducht te zijn voor beperkingen in zijn bedrijfsvoering ten gevolge van met name het gebruik van gebouw 3.

Het college heeft bij besluit van 17 juni 2014 besloten tot handhaving onder meer omdat de totale oppervlakte van de gebouwen 2 en 3 volgens het college 195 m2 bedraagt en daarmee de ingevolge artikel 25.2.3, aanhef en onder a, van de destijds geldende "Beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland" toegestane oppervlakte van bijgebouwen op het perceel overschrijdt. In genoemd artikelonderdeel is bepaald dat voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de woning de regel geldt dat de toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een bouwperceel vanaf 2.500 m2 ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" maximaal 100 m2 mag bedragen dan wel de bestaande oppervlakte.

Het college heeft voorts besloten tot handhaving omdat het gebruik van gebouw 3 voor bedrijfsdoeleinden in strijd is met de Beheersverordening.

Bij het besluit van 17 juni 2014 is [appellant] gelast de gebouwen 2 en 3 te verwijderen en verwijderd te houden dan wel deze te veranderen tot hetgeen vergunningsvrij is toegestaan. In het besluit wordt voor het terugbrengen van de gebouwen 2 en 3 naar hetgeen vergunningsvrij is toegestaan, verwezen naar de voorschriften van de Beheersverordening, waarbij als bestaand oppervlak voor beide gebouwen tezamen een oppervlakte van maximaal 128 m2 mag worden aangehouden. Wat betreft deze last bedraagt de hoogte van de dwangsom € 10.000,00 per week of een gedeelte daarvan tot een maximum van € 100.000,00.

Voorts is [appellant] bij het besluit gelast het gebruik van gebouw 3 voor bedrijfsdoeleinden te staken en gestaakt te houden en de kantoorvoorzieningen te verwijderen en verwijderd te houden. Het college heeft ter zake van deze last de hoogte van de dwangsom bepaald op € 1.500,00 per week of een gedeelte daarvan tot een maximum van € 15.000,00.

Aan het besluit van 17 juni 2014 is een begunstigingstermijn verbonden tot 1 september 2014. Bij besluit van 8 januari 2015 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de uitspraak in beroep.

Bij besluit van 28 oktober 2015 heeft het college besloten tot invordering van beweerdelijk op 10 en 17 september 2015 verbeurde dwangsommen tot een bedrag van € 23.000,00.

Het hoger beroep ziet uitsluitend op de uitspraak van de rechtbank, voor zover daarin is overwogen dat het college terecht heeft gehandhaafd wat betreft de oppervlakte van de gebouwen 2 en 3.

Het op 12 december 2014 verzonden besluit op bezwaar

2. [appellant] heeft betoogd dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat het college bij het besluit op bezwaar niet heeft betrokken dat met ingang van 1 november 2014 artikel 2, aanhef en onder 3, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) wat betreft de totale oppervlakte van omgevingsvergunningsvrije bijbehorende bouwwerken is gewijzigd. Door die wijziging is een grotere totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken omgevingsvergunningsvrij dan waarvan het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
6 temas prácticos
  • Uitspraak Nº LEE 17-3226. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-02-28
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 28 februari 2019
    ...lid, van de Awb en vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS), onder meer kenbaar uit ECLI:NL:RVS:2016:3388, volgt dat de heroverweging in de bezwaarfase in beginsel dient te geschieden aan de hand van de feiten en omstandigheden, met inbegrip van......
  • Uitspraak Nº ROT 22/3009 en ROT 22/3054. Rechtbank Rotterdam, 2022-10-04
    • Nederland
    • 4 oktober 2022
    ...2005/06, 30 520, nr. 3, blz. 1. 9 Vergelijk ECLI:NL:RBGEL:2017:5193. 10 Kamerstukken II 2005/06, 30 520, nr. 3, blz. 4. 11 Vergelijk ECLI:NL:RVS:2016:3388 en ECLI:NL:RVS:2020:2571. 12 Vgl. ECLI:NL:RBROT:2021:13280. 13 Bijvoorbeeld ECLI:NL:RBROT:2021:782. 14 ECLI:NL:HR:2013:691. 15 Zie de co......
  • Uitspraak Nº ROT 16/1378. Rechtbank Rotterdam, 2018-01-25
    • Nederland
    • 25 januari 2018
    ...de Beleidsregel heeft vastgesteld. Deze wijziging van wetgeving zou, mede gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3388), in het kader van de te verrichten “ex nunc” heroverweging van de door PostNL opgevolgde last uit 2015 moeten leiden tot een herroepin......
  • Uitspraak Nº UTR 18/1737, UTR 18/2176, UTR 18/1735,. Rechtbank Midden-Nederland, 2018-12-05
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 5 december 2018
    ...de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 december 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AO0934 en van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3388, volgt dat hoofdregel in het bestuursrecht is dat de heroverweging in de bezwaarprocedure plaatsvindt met inachtneming van de feiten en ......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
6 sentencias
  • Uitspraak Nº LEE 17-3226. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-02-28
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 28 februari 2019
    ...lid, van de Awb en vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS), onder meer kenbaar uit ECLI:NL:RVS:2016:3388, volgt dat de heroverweging in de bezwaarfase in beginsel dient te geschieden aan de hand van de feiten en omstandigheden, met inbegrip van......
  • Uitspraak Nº ROT 22/3009 en ROT 22/3054. Rechtbank Rotterdam, 2022-10-04
    • Nederland
    • 4 oktober 2022
    ...2005/06, 30 520, nr. 3, blz. 1. 9 Vergelijk ECLI:NL:RBGEL:2017:5193. 10 Kamerstukken II 2005/06, 30 520, nr. 3, blz. 4. 11 Vergelijk ECLI:NL:RVS:2016:3388 en ECLI:NL:RVS:2020:2571. 12 Vgl. ECLI:NL:RBROT:2021:13280. 13 Bijvoorbeeld ECLI:NL:RBROT:2021:782. 14 ECLI:NL:HR:2013:691. 15 Zie de co......
  • Uitspraak Nº ROT 16/1378. Rechtbank Rotterdam, 2018-01-25
    • Nederland
    • 25 januari 2018
    ...de Beleidsregel heeft vastgesteld. Deze wijziging van wetgeving zou, mede gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3388), in het kader van de te verrichten “ex nunc” heroverweging van de door PostNL opgevolgde last uit 2015 moeten leiden tot een herroepin......
  • Uitspraak Nº UTR 18/1737, UTR 18/2176, UTR 18/1735,. Rechtbank Midden-Nederland, 2018-12-05
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 5 december 2018
    ...de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 december 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AO0934 en van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3388, volgt dat hoofdregel in het bestuursrecht is dat de heroverweging in de bezwaarprocedure plaatsvindt met inachtneming van de feiten en ......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT