Uitspraak Nº 201600888/1/R3. Raad van State, 2017-04-26

ECLIECLI:NL:RVS:2017:1155
Date26 Abril 2017
Docket Number201600888/1/R3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201600888/1/R3.

Datum uitspraak: 26 april 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in het geding tussen:

1. appellant sub 1], wonend te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland,

2. [ appellant sub 2], wonend te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, en anderen,

3. [ appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland (hierna: [appellanten sub 3])

4. [ appellant sub 4], wonend te Schipluiden, gemeente Midden-Delfland, en anderen, (hierna: [appellant sub 4] en anderen)

en

de raad van de gemeente Midden-Delfland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Harnaschpolder Zuid 2014" en het gelijknamige exploitatieplan vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen,

[appellanten sub 3] en [appellant sub 4] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellanten sub 3] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2017, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [appellant sub 2] en anderen, bijgestaan door mr. B.J.P.M. Zwinkels, advocaat te Honselersdijk, [appellanten sub 3], bijgestaan door mr. T. Pothast, rechtsbijstandverlener te Leiden, vergezeld door [gemachtigde B], [appellant sub 4] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Delft, en de raad, vertegenwoordigd door ir. B. Boon, bijgestaan door mr. R.D. Reinders en mr. M. Rus-van der Velde, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord het Bedrijvenschap Harnaschpolder, vertegenwoordigd door P.J.M. van Joolingen, ir. R. Wooning, drs. R. van der Kleij, drs. K. Albregt en ir. M. van der Hee, bijgestaan door mr. R.D. Reinders en mr. M. Rus-van der Velde, voornoemd, vergezeld door drs. M. van der Meulen en mr. J.M. Naus RT.

Buiten bezwaar van partijen zijn ter zitting nadere stukken overgelegd.

Overwegingen

Intrekkingen

1. appellant sub 1] heeft ter zitting zijn beroepsgrond over een transformatorstation ingetrokken.

2. [ appellanten sub 3] hebben ter zitting hun beroepsgrond over stikstofdepositie ingetrokken.

3. [ appellant sub 2] en anderen hebben ter zitting hun beroepsgrond over flora en fauna ingetrokken.

4. Ter zitting hebben [appellant sub 4] en anderen hun beroep, voor zover ingesteld door [appellant sub 4A], ingetrokken. Het beroep is voor het overige ingesteld door [appellant sub 4] en [appellant sub 4B] en is in zoverre ontvankelijk. De Afdeling zal [appellant sub 4] en [appellant sub 4B] hierna aanduiden als [appellanten sub 4].

Inleiding

Het plan

5. Het plan voorziet in een bedrijventerrein van ongeveer 55 ha tussen de rijksweg A4 en de kern van het dorp Den Hoorn. Het plangebied wordt ook wel Harnaschpolder Zuid genoemd. Voorheen was dit een glastuinbouwgebied met lintbebouwing langs de Woudselaan en Harnaschkade. Op verschillende locaties in het plangebied voorzagen de voorheen geldende bestemmingsplannen reeds in bedrijvigheid. Met de vaststelling van dit plan, wil de raad Harnaschpolder Zuid verder transformeren in een bedrijventerrein dat hoofdzakelijk is bedoeld voor bedrijfsactiviteiten op het gebied van handel en transport, aangevuld met zakelijke dienstverleningsactiviteiten.

[appellant sub 1]

6. [ appellant sub 1] woont in het uiterste noordwesten van het plangebied, aan de [locatie 1]. Zijn woonperceel is als zodanig bestemd. [appellant sub 1] richt zich met zijn beroep uitsluitend tegen het bestemmingsplan. Kort gezegd vreest hij dat het plan hem te veel beperkt in de gebruiksmogelijkheden voor zijn perceel.

[appellant sub 2] en anderen

7. [ appellant sub 2] en anderen zijn familie van elkaar (twee ouders, een dochter en een schoonzoon). De dochter en de schoonzoon zijn eigenaren van het perceel [locatie 2] en wonen ook op dat perceel. De ouders zijn eigenaren van het daarnaast gelegen bedrijfsperceel. De gemeente wil de percelen van [appellant sub 2] en anderen verwerven ten behoeve van de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Deze percelen zijn daarom niet als zodanig bestemd in het plan. [appellant sub 2] en anderen willen aan de [locatie 2] blijven wonen en zouden in de toekomst bovendien een extra woning willen bouwen op hun daarnaast gelegen bedrijfsperceel. Zij richten zich met hun beroep zowel tegen het bestemmingsplan als tegen het exploitatieplan.

[appellanten sub 3]

8. [ appellanten sub 3] zijn eigenaren van het perceel [locatie 3] en wonen ook op dat perceel. De gemeente wil hun perceel verwerven ten behoeve van de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Het perceel is daarom niet als zodanig bestemd in het plan. [appellanten sub 3] willen niet verhuizen ten behoeve van het voorziene bedrijventerrein en beogen met hun beroep primair de komst van het bedrijventerrein tegen te gaan. Zij richten zich met hun beroep zowel tegen het bestemmingsplan als tegen het exploitatieplan.

[appellanten sub 4]

9. [ appellanten sub 4] hebben allebei een perceel in het plangebied in eigendom. Het perceel van [appellant sub 4] is ingericht als grasland. Het perceel van [appellant sub 4B] is een agrarisch bedrijfsperceel. De gemeente wil hun percelen verwerven ten behoeve van de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Hun percelen zijn daarom niet als zodanig bestemd in het plan. [appellanten sub 4] richten zich met hun beroep hoofdzakelijk tegen het exploitatieplan.

Opzet van deze uitspraak

10. De Afdeling zal hieronder eerst de beroepsgronden tegen het bestemmingsplan beoordelen (12-27). Daarna komen de beroepsgronden tegen het exploitatieplan aan bod (28-38). De Afdeling sluit haar overwegingen af met een conclusie (39-41).

11. Deze uitspraak is voor [appellant sub 2] en anderen een einduitspraak. In de overige beroepen zal de Afdeling de raad opdragen een gebrek in het bestemmingsplan en een gebrek in het exploitatieplan te repareren.

Het bestemmingsplan

Toetsingskader

12. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Milieueffecten van het plan

13. [ appellanten sub 3] betogen dat de ontwikkeling van Harnaschpolder Zuid tezamen met de ontwikkeling van Harnaschpolder Noord als één samenhangende activiteit moet worden gezien die de drempelwaarde van 75 ha overschrijdt en waarvoor een m.e.r.-beoordeling had moeten worden gemaakt.

[appellanten sub 3] betogen subsidiair dat de vormvrije m.e.r.-beoordeling niet aan de daarvoor geldende eisen voldoet.

13.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de ontwikkeling van het bedrijventerrein Harnaschpolder-Zuid op zichzelf moet worden bezien en dat de drempelwaarde in het Besluit m.e.r niet wordt overschreden.

13.2. Artikel 7.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer luidt: "Bij algemene maatregel van bestuur worden de activiteiten aangewezen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben."

Het vierde lid luidt: "Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b, worden de categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag krachtens de artikelen 7.17 of 7.19 moet beoordelen of die activiteiten de in dat onderdeel bedoelde gevolgen hebben, en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt."

Artikel 2, tweede lid, van het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) luidt: "Als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder b, van de wet worden aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel D van de bijlage is omschreven (…)."

Het vierde lid luidt: "Als categorieën van besluiten als bedoeld in artikel 7.2, (…) vierde lid, van de wet, worden aangewezen de categorieën die in kolom 4 van (…) onderdeel D van de bijlage zijn omschreven (…)."

Het vijfde lid luidt: "(…) Voor zover in de bijlage, onderdeel D, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven, geldt de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de wet:

a. in zodanige gevallen;

b. in overige gevallen waarin op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling (hierna: MER-richtlijn) niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Hiervan zijn uitgezonderd de categorieën D 49.1, D 49.2 en D 49.3 van de bijlage bij dit besluit."

In onderdeel D, categorie 11.3, is als activiteit zoals hierboven bedoeld vermeld: aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein van 75 hectare of meer.

In kolom 4 is bij deze categorie het bestemmingsplan aangewezen als besluit waarvoor de m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.

13.3. De Afdeling is van oordeel dat de drempelwaarde van 75 ha niet wordt overschreden, ook niet indien de ontwikkeling van Harnaschpolder Zuid en de ontwikkeling van Harnaschpolder Noord tezamen als één...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201608869/1/R3. Raad van State, 2017-06-28
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 28 juni 2017
    ...nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (uitspraken van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1155 (Midden-Delfland) en van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:489 (Westland)). Voorgaand en nieuwe planologisch regime: twee opvolgende uitw......
  • Uitspraak Nº 201704050/1/R1. Raad van State, 2018-06-13
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 13 juni 2018
    ..."nieuwe stedelijke ontwikkeling" mogelijk maakt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (uitspraken van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1155 (Midden-Delfland), van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:489 (Westland) en van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724 (Dongeradeel)). 6.5.......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 201608869/1/R3. Raad van State, 2017-06-28
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 28 juni 2017
    ...nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (uitspraken van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1155 (Midden-Delfland) en van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:489 (Westland)). Voorgaand en nieuwe planologisch regime: twee opvolgende uitw......
  • Uitspraak Nº 201704050/1/R1. Raad van State, 2018-06-13
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 13 juni 2018
    ..."nieuwe stedelijke ontwikkeling" mogelijk maakt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (uitspraken van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1155 (Midden-Delfland), van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:489 (Westland) en van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724 (Dongeradeel)). 6.5.......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT