Uitspraak Nº 201603874/2/R6. Raad van State, 2018-02-14

ECLIECLI:NL:RVS:2018:522
Date14 Febrero 2018
Docket Number201603874/2/R6
CourtCouncil of State (Netherlands)

201603874/2/R6.

Datum uitspraak: 14 februari 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,

2. [appellant sub 2], wonend te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,

3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,

4. [appellant sub 4], wonend te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,

5. LTO Noord, gevestigd te Zwolle,

en

het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee (hierna: het college),

verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:353, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 12 april 2016 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 4 april 2017 heeft het college het wijzigingsplan "Molenpolder fase 1" opnieuw, gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft LTO Noord beroep ingesteld.

[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en [belanghebbende] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, hun zienswijze op het besluit van 4 april 2017 naar voren gebracht.

Het college, [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en LTO Noord hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2017, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. G.G. Kranendonk, rechtsbijstandverlener te Tilburg, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, rechtsbijstandverlener te Tilburg, [appellant sub 3] en anderen, bij monde van [gemachtigden], bijgestaan door P.D. de Vries, rechtsbijstandverlener te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, en ing. J. Moelker, zijn verschenen. Voorts zijn [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, en Estate Invest Middelharnis II B.V., vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, ter zitting als partij gehoord.

Overwegingen

De besluiten van 12 april 2016 en 9 augustus 2016

1. De Afdeling heeft onder 16.8.2 van de tussenuitspraak naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen geoordeeld dat artikel 5, aanhef en onder b, van de planregels van het wijzigingsplan "Molenpolder fase 1" in strijd is met artikel 133, eerste lid, van de Woningwet. Gelet hierop heeft het college niet gewaarborgd dat wordt voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde van artikel 28, lid 28.3, onder d, van de planregels van het bestemmingsplan "Oude-Tonge".

Onder 18.7 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen overwogen dat het college niet heeft kunnen aangeven hoe groot de zogeheten "harde" plancapaciteit is in de gemeente als geheel en de kern Oude-Tonge, alsmede dat stellingen van het college omtrent het saneren en afprogrammeren van een overschot aan plancapaciteit voor woningen waren gebaseerd op nog zodanig onzekere omstandigheden en een zodanig beperkte cijfermatige onderbouwing dat hiermee niet voldoende inzichtelijk is gemaakt op welke wijze de behoefte is afgewogen tegen het bestaande aanbod. Hierdoor is de actuele regionale behoefte onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Dat er vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening geen ongewenste leegstand zal optreden, is in dit geval derhalve evenmin toereikend verantwoord. Gelet op het vorenstaande heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestreden besluit zich niet verdraagt met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), alsmede artikel 2.1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland (hierna: de Verordening ruimte 2014).

Onder 19.5 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen overwogen dat indien het gestelde over de afprogrammering komt vast te staan, het college aan de hand van de uitkomsten van nader onderzoek naar de actuele regionale behoefte bij handhaving van het voornemen de voorziene woningen buiten bestaand stedelijk gebied te realiseren nader dient te motiveren waarom voor die uitbreiding is gekozen voordat alle inbreidings- en transformatielocaties zijn benut. Gelet hierop heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestreden besluit zich niet verdraagt met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bro, alsmede artikel 2.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening ruimte 2014.

2. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen tegen de besluiten van 12 april 2016 en 9 augustus 2016 gegrond. Deze besluiten dienen te worden vernietigd. Het beroep van [appellant sub 4] tegen deze besluiten is ongegrond.

3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opgedragen om alsnog:

− binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen onder 16.8.2 is overwogen een gewijzigd of nieuw besluit te nemen om te waarborgen dat wordt voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde van artikel 28, lid 28.3, onder d, van de planregels van het bestemmingsplan "Oude-Tonge",

− binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen onder 18.7 is overwogen nader onderzoek te doen naar de actuele regionale behoefte en in het licht van de resultaten daarvan nader te motiveren of vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening geen ongewenste leegstand zal optreden, en zo nodig een gewijzigd of nieuw besluit te nemen,

− indien de voorgenomen ontwikkeling gezien dit onderzoek voorziet in een actuele regionale behoefte en er volgens het college geen vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand zal optreden: binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen onder 19.5 is overwogen te motiveren in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betrokken regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en zo nodig een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.

Het besluit van 4 april 2017

4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college bij het besluit van 4 april 2017 in artikel 9 van de planregels van het wijzigingsplan regels opgenomen waarin volgens het college de parkeernorm geborgd wordt. In die planregels wordt verwezen naar de CROW-normen die als bijlage 2 bij de regels van het wijzigingsplan zijn opgenomen. Op deze wijze is volgens het college gewaarborgd dat wordt voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde van artikel 28, lid 28.3, onder d, van de planregels van bestemmingsplan "Oude-Tonge".

Daarnaast is in paragraaf 2.2 van de toelichting van het wijzigingsplan de onderbouwing ten aanzien van de ladder voor duurzame verstedelijking aangevuld. Volgens het college is inzicht gegeven in de harde plancapaciteit ten opzichte van de behoefte. Aangetoond is dat er behoefte is aan de ontwikkeling van de Molenpolder en dat hiervoor niet kan worden voorzien binnen bestaand stedelijk gebied, aldus het college. De ontwikkeling van de Molenpolder zal volgens het college ook niet leiden tot ongewenste leegstand.

Het beroep van LTO Noord

5. Het college stelt dat het beroep van LTO Noord niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht.

5.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.

Dit is slechts anders voor zover het college bij de vaststelling van het besluit daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie komt te verkeren ten opzichte van het ontwerpbesluit, dan wel indien een belanghebbende anderszins redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.

5.2. LTO Noord heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht. LTO Noord voert aan dat haar beroep zich richt op de wijziging omtrent de ladder voor duurzame verstedelijking die bij de hernieuwde vaststelling van het wijzigingsplan is aangebracht ten opzichte van het ontwerpplan.

5.3. LTO heeft desgevraagd toegelicht dat de wijzigingen in de toelichting met betrekking tot de ladder voor duurzame verstedelijking voor haar leden van belang zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden die in het plan geboden worden. De wijzigingen gaan namelijk in op de onderbouwing van de planontwikkeling op zichzelf en de omvang ervan, aldus LTO Noord.

5.4. Onder meer in haar uitspraak van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:713, onder 6.1, heeft de Afdeling overwogen dat aan de plantoelichting geen bindende juridische betekenis toekomt. Hieruit volgt dat de bedoelde wijzigingen niet zijn aan te merken als wijzigingen in het besluit waardoor LTO Noord in een nadeliger positie komt te verkeren ten opzichte van het ontwerpbesluit. Er bestaat derhalve in zoverre geen omstandigheid op grond waarvan LTO Noord redelijkerwijs niet kan worden verweten te hebben nagelaten een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen. Ook overigens doet deze omstandigheid zich niet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
3 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201800544/1/R2. Raad van State, 2018-10-24
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 24 oktober 2018
    ...kwalitatieve beschouwingen ten grondslag hadden moeten worden gelegd. Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:522 en van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1386. Binnenstedelijke locaties 4.8. Verder betogen zowel [appellante sub 2A] en anderen als [appel......
  • Uitspraak Nº 201709650/1/R2. Raad van State, 2019-07-03
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 3 juli 2019
    ...wijzigingsbevoegdheden is afgetrokken van de harde plancapaciteit. De Afdeling heeft eerder, in haar uitspraak van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:522, overwogen dat niet benutte wijzigingsbevoegdheden niet tot de harde plancapaciteit hoeven te worden gerekend, omdat bij toepassing van e......
  • Uitspraak Nº 201703737/1/R6. Raad van State, 2018-04-25
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 25 april 2018
    ...ten onrechte niet tot de harde plancapaciteit heeft gerekend (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:522, r.o. 14.4). Hierbij is van belang dat bij een niet benutte wijzigingsbevoegdheid nog onzekerheid over realisatie van de in beginsel aanvaardbaar g......
3 sentencias
  • Uitspraak Nº 201800544/1/R2. Raad van State, 2018-10-24
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 24 oktober 2018
    ...kwalitatieve beschouwingen ten grondslag hadden moeten worden gelegd. Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:522 en van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1386. Binnenstedelijke locaties 4.8. Verder betogen zowel [appellante sub 2A] en anderen als [appel......
  • Uitspraak Nº 201709650/1/R2. Raad van State, 2019-07-03
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 3 juli 2019
    ...wijzigingsbevoegdheden is afgetrokken van de harde plancapaciteit. De Afdeling heeft eerder, in haar uitspraak van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:522, overwogen dat niet benutte wijzigingsbevoegdheden niet tot de harde plancapaciteit hoeven te worden gerekend, omdat bij toepassing van e......
  • Uitspraak Nº 201703737/1/R6. Raad van State, 2018-04-25
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 25 april 2018
    ...ten onrechte niet tot de harde plancapaciteit heeft gerekend (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:522, r.o. 14.4). Hierbij is van belang dat bij een niet benutte wijzigingsbevoegdheid nog onzekerheid over realisatie van de in beginsel aanvaardbaar g......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT